De boodschap voor vandaag!

B.P. (Bomanji Pestonji) Wadia

[Dit artikel is een vertaling van het achtste hoofdstuk van het boek Studies in The Secret Doctrine (Book I) van B.P. Wadia (The Theosophy Company, Bombay, 1961, herdruk in 1976). Deze Studies zijn oorspronkelijk verschenen als een 25-delige reeks in B.P. (Bomanji Pestonji) Wadia het tijdschrift The Theosophical Movement.]

 

In onze laatste studie konden we de conclusie trekken dat de boodschap van H.P.B. voor onze beschaving van de aard van shruti was. We zullen nu doorgaan met uit haar geschriften te citeren en aantonen dat ze dit zelf als zodanig beschouwde:

 

... de GEHEIME LEER is geen verhandeling of een reeks vage theorieën, maar bevat alles wat in deze eeuw aan de wereld kan worden bekendgemaakt.1

Hier wordt een duidelijk afgebakende periode bedoeld, en de verklaring daarvoor kan in het volgende worden gevonden:

Iedere eeuw wordt er een poging gedaan de wereld te laten zien dat occultisme geen zinloos bijgeloof is. Als eenmaal de deur op een kiertje mag blijven staan, zal deze iedere nieuwe eeuw verder worden geopend.2

Maar ik moet u zeggen dat in het laatste kwart van iedere honderd jaar door die ’Meesters’ over wie ik u heb gesproken, een poging wordt gedaan om de geestelijke vooruitgang van de mensheid op een duidelijke en bepaalde wijze te stimuleren. Tegen het einde van iedere eeuw zult u steeds een uitstroming of opleving van geestelijke krachten – of van mystiek, zo u wilt – zien plaatsvinden. Een of meer personen verschijnen in de wereld als hun tussenpersoon en er wordt een zekere hoeveelheid occulte kennis en leringen gegeven. Als u dat wilt, kunt u die bewegingen van eeuw tot eeuw nasporen, voor zover de geschiedkundige bijzonderheden zijn vastgelegd.3

Sinds in Europa de mysteriën, die alleen de sleutel tot de geheimen van de natuur bezaten, de kop werden ingedrukt door heidense en christelijke veroveraars, worden periodiek in het laatste kwart van elke eeuw de boodschappers westwaarts uitgezonden.4

Zo wordt duidelijk dat, in wat historische tijdperken worden genoemd, in het laatste kwart van elke eeuw door de bewaarders van de oorspronkelijke leringen een poging is ondernomen om enigszins richting te geven aan de oorspronkelijke impuls door middel van de oorspronkelijke methode en om het vuur van de wijsheid brandend te houden. Een erkende boodschapper, aan wie een boodschap was toevertrouwd waarvan de reikwijdte en de invloed op de juiste manier werden bepaald, verscheen in de wereld, hoewel hij vaak niet werd gezien en zijn boodschap niet werd gehoord noch aandacht kreeg.

H.P.B. en Theosofie waren de boodschapper en de boodschap en zij verschenen in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Op meer dan een plaats heeft ze gezegd dat in de twintigste eeuw meer kennis zal worden verspreid, en sommige misleide personen hebben in hun haast en achteloosheid haar zorgvuldig geformuleerde zinnen verkeerd begrepen en geïnterpreteerd. Ze zegt het volgende:

In de twintigste eeuw zal mogelijk een beter geïnformeerde en veel geschiktere leerling door de Meesters van Wijsheid worden gezonden om afdoende en onweerlegbare bewijzen te leveren dat er een wetenschap bestaat die men Gupta-vidya noemt en dat, evenals de eens geheimzinnige bronnen van de Nijl, de bron van alle nu aan de wereld bekende religies en filosofieën gedurende vele eeuwen was vergeten en voor de mensen verloren, maar tenslotte is gevonden.7

Als de huidige poging, in de vorm van onze Society, beter slaagt dan haar voorgangers, dan zal ze als een georganiseerd, levend en gezond lichaam bestaan wanneer de tijd voor de poging van de 20e eeuw aanbreekt.6

Deze en soortgelijke verklaringen van de zijde van H.P.B. hebben het denken in verwarring gebracht van degenen die daarvoor gevoelig waren. Laten we er allereerst op wijzen dat zowel hier als in alle processen van de natuur, de grote wet van vraag en aanbod, van actie en reactie werkzaam is. Het aspect van de wet van karmische verbintenis moet worden toegepast om een juist begrip te hebben van de methode waardoor de Meesters in het laatste kwart van iedere eeuw functioneren.

 

Het werk van de eeuw wordt in twee delen opgesplitst: ten eerste verschaffen de Meesters de behoefte en wachten vervolgens op wat er gebeurt. Ten tweede wordt de reactie van de mensheid op hun werk, het gebruik dat er van de boodschap wordt gemaakt, onderwerp van waarneming hunnerzijds. We denken niet dat we het verkeerd inschatten als we zeggen dat een kwart van de tijd door hen wordt gebruikt voor hun werk van liefde en dat voor de resterende vijfenzeventig jaar van de eeuw de mensheid alleen wordt gelaten om te leren, te beoordelen en innerlijk te verwerken wat werd meegedeeld, en wat haar werd onderwezen.

het denkvermogen van het ras aan om te zoeken naar ondersteunend bewijsmateriaal op het fysieke plan voor de metafysische waarheden die in de boodschap zijn uitgedrukt. Dit is wat werkelijk ten grondslag ligt aan verwijzingen als deze:

Want in de twintigste eeuw van onze jaartelling zullen de geleerden gaan inzien dat De Geheime Leer noch is bedacht, noch overdreven maar integendeel eenvoudig geschetst, en tenslotte dat haar leringen ouder zijn dan de Veda's.7 Dit pretendeert niet een voorspelling te zijn, maar eenvoudig een verklaring die is gebaseerd op kennis van feiten.8

Na geopenbaard te hebben hetgeen essentieel is, stopt de directe werking van de kracht van de impuls en wordt een indirecte lijn gevolgd waarvan de aard voor het denkvermogen van de leek moeilijk te vatten is. De directe werking mag vergeleken worden met de ontdekking van de elektrische kracht die, na eenmaal begrepen te zijn, veel mensen in staat stelde honderdenapparaten uit te vinden om die kracht te gebruiken.
Dit laatstgenoemde kan vergeleken worden met de indirecte lijn die de Meesters toepassen met betrekking tot hun ononderbroken werk. Maar zoals alle uitvindingen voor het gebruik van elektrische kracht geworteld zijn in de oorspronkelijke ontdekking, zo dient alles wat het resultaat is van het indirecte werk gebaseerd te worden op de directe werking en openbaring.

Voordat we van dit onderwerp afstappen, zullen we een andere veelzeggende zin van H.P.B. citeren. Deze zin zou gelezen dienen te worden als aanvulling op de verklaring dat alles wat in deze eeuw kon worden meegedeeld al werd bekendgemaakt.

Er staat:

Geen Meester van Wijsheid uit het Oosten zal zelf verschijnen of iemand naar Europa of Amerika sturen ... tot het jaar 1975.9

Om de shruti-aard van de geschriften van H.P.B. aan te tonen kan dit als toereikend worden beschouwd. Het is eveneens noodzakelijk om de aandacht van de lezer te vestigen op het feit dat in de volgende twee aanhalingen duidelijk wordt, namelijk dat hetgeen wordt gegeven zeer oud is en als zeer kostbaar wordt beschouwd.

Dit is misschien de ware reden waarom de hoofdlijnen van enkele grondwaarheden uit DeGeheime Leer van de grijze oudheid nu het licht mogen zien, na duizenden jaren van de diepste stilte en geheimhouding.10

Denk je dat de waarheid je gegeven werd voor je eigen voordeel? Dat we de stilte van eeuwen enkel voor het profijt van een handjevol dromers hebben doorbroken?11

Voeg hierbij het citaat van H.P.B. in onze voorgaande studie, dat erop neerkomt dat de ononderbroken mondelinge leringen haar ongewijzigd hebben bereikt, en dit gedeelte van onze studie is voltooid.

Die voltooiing echter brengt ons tot het onderwerp van de boodschapper zelf. De aard en het karakter van de boodschapper zijn onlosmakelijk met die van de boodschap verbonden. Zij staan of vallen tezamen. H.P.B. eist voor zichzelf niet de plaats op van auteur, noch van de bedenker, evenmin die van volledige ontdekker van de boodschap; ze is de overbrenger.

Het is overbodig om in deze studies de positie en de aanspraken van H.P.B. te onderzoeken. Daaraan is, in de mate waarin dit tijdschrift [The Theosophical Movement] ertoe in staat is, recht gedaan in de Geschiedenis van de Theosofische Beweging, in de jaargangen VIII tot X. De openingszin van Isis Ontsluierd verwijst naar haar “vrij goede bekendheid met Oosterse Adepten, en van de bestudering van hun wetenschap.”12 Het voorwoord van De Geheime Leer zegt:

 

Het enige voordeel dat de schrijfster heeft boven haar voorgangers, is dat ze niet haar toevlucht hoeft te nemen tot persoonlijke gissingen en theorieën. Want dit boek is een gedeeltelijke uiteenzetting van wat haarzelf is medegedeeld door meer gevorderde onderzoekers, slechts op enkele onderdelen aangevuld met de uitkomsten van haar eigen studie en waarneming.13

En volgens de inleiding “geeft zij nu aan allen die het willen aannemen door, wat zij zelf heeft ontvangen en geleerd.”14

Het bovenstaande past naadloos bij en ondersteunt de gedachten uitgedrukt in de Bhagavad-Gita en in de Mundakopanishad die we in onze laatste studie onderzochten. In de loop der tijden ging het verval van de oorspronkelijke leringen gestaag verder en voor de herinvoering ervan worden door de grote Loge van Meesters periodieke pogingen ondernomen. Van deze periodieke poging wordt gezegd dat ze plaatsvindt in het laatste kwart van elke eeuw. Het vindt in dat kwart plaats in overeenstemming met de leer van de cyclussen.

Net zoals wat wij winter noemen plaatsvindt tijdens een bepaalde periode in de omwenteling van de aarde om de zon, zo veroorzaakt de psychische en spirituele omwenteling van onze mensheid om de spirituele zon ook een cyclus waarvan de duur in termen van menselijke tijd een eeuw is. Het begin van deze cyclus van honderd jaar valt samen met het laatste kwart van wat de christelijke tijdrekening wordt genoemd.

Het menselijk denkvermogen is geneigd zich voor te stellen dat de natuur haar verschijnselen aanpast aan onze plaatselijke overeenkomsten.

Seizoenen veranderen niet, maar menselijke kalenders doen dat wel. Het is zeer waarschijnlijk dat bijvoorbeeld het Iraanse Nieuwjaar ooit in een ver verleden op de 21ste maart viel, dit wil zeggen op de dag van de lentenachtevening. Dit is tegenwoordig niet het geval voor de afstammelingen van de oude Iraniërs, desondanks viert de onveranderlijke natuur haar periodieke geboorte elk jaar op die dag.

Naïef vroegen sommigen zich af waarom de grote beheerders van de Witte Loge niet volgens systematische volgorde in het eerste kwart van elke eeuw begonnen! Het lijkt niet in hen te zijn opgekomen dat de Loge en haar werk al meer dan tweeduizend jaar bestaan; dat de christelijke en andere tijdperken door mensen gemaakte verschijnselen zijn terwijl de Loge de natuurplannen volgt; dat de Meesters er niet voor kozen om de aanzet te geven tot en spirituele bewegingen te ontwikkelen uitgaande van christelijke tijdperken maar dat, toen dat tijdperk ontstond, het toevallig in een bepaald deel van die cyclus van de natuur viel die de Loge aan het observeren was en waarmee ze werkte. Bijgevolg zou de periode van geestelijke activiteit, indien we in plaats van een ’christelijke eeuw’ zeg maar een ’islamitische’ zouden nemen, niet in het laatste kwart ervan, maar in een totaal ander kwart vallen.

 

De oorspronkelijke impuls manifesteert zich als zich herhalende impulsen en deze manifestatie wordt geholpen en bijgestaan door de Meesters. Voor sommigen zou het misschien een nuttige suggestie betekenen als we zeggen dat de impuls de Meesters gebruikt. De impuls is de geest die de denkvermogens van de Meesters zo stimuleert dat zij ervoor moeten werken. Langs deze gedachtelijn zal de verklaring van de leer van Avatars of incarnaties worden gevonden. De zeer mysterieuze en occulte leer van incarnaties van grote krachten – goed en slecht, Christus en antichrist – is nooit volledig uitgelegd. Voor de intuïtieve student echter zal een zorgvuldige beschouwing over de leer van de oorspronkelijk impuls die zichzelf telkens opnieuw manifesteert meer dan één richting in het begrijpen en interpreteren daarvan openen.

Uitzonderlijke incarnaties van menselijke impulsen en instincten, gedachten en verlangens zijn de makers van de geschiedenis; maar de student zou onderscheid dienen te maken tussen deze en het Woord dat vlees werd, de grote incarnaties van de wijsheid die liefde is en de opoffering die een zegen is. Die wijsheid-opoffering is een machtige en intelligente kracht die bevrijde wezens, die daarvan de belichamingen worden, activeert en uiteindelijk bezielt. Dit activerend en bezielend proces is de oorspronkelijke methode waardoor de kracht van de oorspronkelijke impuls de wijsheid-opoffering tot uiting brengt die de oorspronkelijke leringen vormen waarover we in onze vorige studie hebben gesproken.

Uit dit alles wordt het voorbereidend werk van de ernstige student duidelijk. Laat hem voor zichzelf bewijzen (hij kan het nauwelijks aan anderen bewijzen tenzij ze, net als hij, bereid zijn pijn te ondergaan) dat periodieke incarnaties van de wijsheid-opoffering, hoe gevarieerd en verschillend in hun verschijningsvormen ook, emaneren uit één Bron, geworteld zijn in één Ziel.

Deze incarnaties, die niet een onvolmaakte wetenschap vertegenwoordigen, maar een volmaakt systeem van denken, zijn zoals de Avatars van Vishnu en niet de incarnaties van mr. Jack Black die John Brown, en Mary Green en Tom White werd, en zo evolueerde tot een groot wetenschapper of een vrome predikant en nog steeds aan het evolueren is. De student gelieve er nota van te nemen dat de diversiteit van manifestatie immens is: Vishnu als de vis, de schildpad, het everzwijn, de mens-leeuw, de dwerg, Parshurama, Ramachandra, Krishna en Boeddha verschillen meer van elkaar dan Mr. Jack Black van Charles Darwin verschilt. Anderzijds bestaat er in de vele incarnaties van de volmaakte Vishnu een bestendigheid en samenhang – de uitwerking van een plan, een harmonieus ontvouwen van een volmaakt stelsel dat plaatsgrijpt.

Als studenten is het onze opdracht niet misleid te zijn door de kennelijke diversiteit en ten tweede om de bestendigheid en de samenhang, de harmonie en de innige verbondenheid van alle incarnaties van de wijsheid-opoffering te beseffen.

Laten we voor onszelf aantonen:


( 1) dat de samenstellende delen die de manifestatie van de oorspronkelijke impuls in onze tijd en generatie uitmaken, onveranderlijk en samenhangend zijn;

(2) dat deze manifestatie volledig in overeenstemming en harmonie is met alle vorige manifestaties, hetgeen betekent dat we in staat zijn geweest om niet alleen de parels, elk op zich, waar te nemen maar het snoer waaraan ze samen waren geregen.

 

Soms wordt er gezegd dat het onmogelijk is deze tweede samenhang aan te tonen aangezien er in de wereld vele filosofieën en denksystemen bestaan. Het is heel moeilijk, dat geven we toe, maar niet onmogelijk.

Verder zijn we van mening dat elke student van de Wijsheidsreligie, op een of ander tijdstip in zijn ontwikkeling, deze opdracht dient op te nemen. Wat dient te gebeuren is het bestuderen van oude en moderne religies, filosofieën en wetenschappen en het rangschikken van beginselen, stellingen en leringen die, wanneer ze worden samengevoegd, een volledige synthese vormen – een ware mozaïek.

Dit werk zal ons tot de Bron, De Ziel, de oorspronkelijke leringen leiden.

Wat betekent dit?

In een duidelijke en ondubbelzinnige stijl heeft H.P.B dit in De Geheime Leer, deel I, naar voren gebracht en daarmee willen we deze aflevering afsluiten. We stelden ons ten doel te onderzoeken of absolute kennis bestond en door de stelling van relatieve kennis onder de loep te nemen, ontdekten we dat we de wereld van de archetypen betraden waarin we in geduldige sereniteit de Godin van de geheime kennis aantroffen die voor het vestigen van dharma van tijd tot tijd haar geheiligde gelaat ontsluierde en de zegening openbaarde van haar herinnering die zo vaak is bezoedeld.

We ontdekten het bestaan van die absolute kennis, van het pad van het archetypische dat erheen leidt; we ontdekten dat in onze tijd en generatie het begaan van dat pad mogelijk is gemaakt en wat ons rest is de gids van de Geheime Leer te volgen en in contact te komen met “het ononderbroken verslag dat het werk is van duizenden generaties van zieners.”15

De Geheime Leer zegt:

De Geheime Leer is de verzamelde wijsheid van de eeuwen en alleen al haar kosmogonie vormt het meest verbazingwekkende en uitgebreide stelsel, bijvoorbeeld zelfs in de exoteriek van de Purâna's. Maar de geheimzinnige kracht van de occulte symboliek is zo groot, dat de feiten over de verbijsterende opeenvolging in de evolutionaire vooruitgang, waarvan het ordenen, opschrijven en verklaren talloze generaties van ingewijde zieners en profeten heeft beziggehouden, alle op een paar bladzijden met geometrische tekens en figuren staan vermeld.

De snelle en doordringende blik van die zieners reikte tot de kern van de materie zelf en nam daar de ziel van de dingen waar, terwijl een gewone oningewijde, hoe geleerd ook, slechts de uiterlijke vorm zou hebben waargenomen. Maar de moderne wetenschap gelooft niet in de 'ziel van de dingen' en zij zal daarom het hele stelsel van de oude kosmogonie verwerpen.

Het is nutteloos te zeggen dat het bedoelde stelsel geen fantasie is van één of meer afzonderlijke individuen. Het heeft geen zin te zeggen dat het het ononderbroken verslag is, dat het werk is van duizenden generaties van zieners, die allen hun eigen ervaringen gebruikten bij het toetsen en controleren van de tradities over de leringen van hogere en verheven wezens, die over de opgroeiende mensheid waakten. Deze tradities werden mondeling overgeleverd van het ene vroege ras aan het andere. Ook is het nutteloos op te merken dat eeuwenlang de 'Wijzen' van het vijfde ras, van het geslacht dat werd gered en gespaard bij de laatste wereldramp en het verschuiven van continenten, hun levens hadden doorgebracht met leren, niet met onderwijzen.

Hoe deden zij dat? Het antwoord luidt: door op elk gebied van de natuur de oude tradities te toetsen, te onderzoeken en te controleren op basis van de onafhankelijke visioenen van grote adepten, dat wil zeggen mensen die hun fysieke, mentale, psychische en geestelijke gestel tot de hoogst mogelijke graad hebben ontwikkeld en vervolmaakt.

Van geen adept werd het visioen aanvaard, voordat het was gecontroleerd en bevestigd door de visioenen van andere adepten – zó verkregen dat zij als op zichzelf staande bewijzen konden dienen – en door eeuwen van ondervinding.16

B.P. Wadia


1H.P. Blavatsky, De Geheime Leer, I, Eng. p. xxxviii.

2Idem, Eng. p. xxxvii vn.

3H.P. Blavatsky, De Sleutel tot de Theosofie, Den Haag, TUPA, p. 285.

4Lucifer, maart 1890 - ‘The Cycle Moveth’ – herdrukt in Theosophy, februari 1916.

5De Geheime Leer, I, Eng. p. xxxviii.

6De Sleutel tot de Theosofie, p. 285.

7De Geheime Leer, I, Eng. p. xxxvii.

8Idem, Eng. pp. xxxvii vn.

9Theosophy, Vol. I, p. 455 – Preliminary Memorandum.

10De Geheime Leer, I, Eng. pp. xxii.

11Letters from the Masters of Wisdom.

12H.P. Blavatsky, Isis Ontsluierd, I; Eng. p. V.

13De Geheime Leer, I, Eng. pp. vii-viii.

14Idem, I, Eng. p. xxxvii.

15Idem, Eng. p. 272.

16Idem, Eng. pp. 272-273.