ARGUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN REÏNCARNATIE
Vanuit de aard van de ziel. Vanuit de wetten van denkvermogen en ziel. Vanuit verschillen in karakter. Vanuit de noodzaak van discipline en evolutie. Vanuit verschillen in capaciteiten en start in het leven vanaf de wieg. Individuele identiteit bewijst het. Het waarschijnlijke doel van het leven maakt het noodzakelijk. Eén leven is niet genoeg om de doelen van de natuur te verwezenlijken. De dood alleen verschaft geen vooruitgang. Een school na de dood is onlogisch. Het voortduren van wreedheid en het verval van naties ondersteunen dit. Het verschijnen van genieën is te danken aan reïncarnatie. De inherente ideeën die alle mensen gemeen hebben, tonen dit aan. Verzet tegen de leer is uitsluitend gebaseerd op vooroordelen.
V. Waarom verwerpen zoveel mensen, zelfs de meerderheid, het idee van reïncarnatie?
A. Voornamelijk uit vooroordeel, hetzij gebaseerd op een materialistische levensvisie, hetzij vanwege het geloof in een dogma dat het gebruik van het vermogen tot denken belemmert. De meerderheid van de mensen denkt niet zelf na, maar aanvaardt het ene of andere van de verschillende ideeën die door anderen worden geformuleerd en aangehangen;
wat door grote groepen mensen wordt aanvaard en aangehangen, is voor zeer velen op het eerste gezicht een bewijs van waarheid. Weinigen gaan dieper dan de oppervlakte en onderzoeken de grondslagen waarop de verschillende overtuigingen zijn gebaseerd, maar de zoeker naar waarheid moet alle dingen toetsen en alleen datgene vasthouden wat vanzelfsprekend waar is.
V. De theosofie leert dat er andere menselijke beschavingen op andere planeten bestaan; is het niet mogelijk dat een ego na dit leven naar een andere planeet gaat?
A. Als we bedenken dat de inherente wet van karma alle wezens beheerst; dat we oogsten wat we hebben gezaaid; dat onze geboorte en omgeving in dit leven het resultaat zijn van vorige levens op deze planeet, dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat onze herbelichaming hier moet plaatsvinden, waar we eerder hebben geleefd en gewerkt. De desbetreffende entiteit kan zich niet naar een andere plaats van handelen verplaatsen voordat zij alle oorzaken die haar hierheen trekken heeft overwonnen en zonder dat zij haar verantwoordelijkheden jegens andere entiteiten in dezelfde evolutiestroom heeft uitgewerkt.
V. Op pagina 92 staat in het hoofdstuk dat “elk mens een bepaald karakter heeft dat verschilt van dat van ieder ander mens.” Is een groot deel van dat karakter niet afkomstig van de fysieke erfelijkheid?
A. De mens, die nu in fysieke lichamen leeft, is ook de bewuste entiteit die deze lichamen heeft ontwikkeld en tot stand gebracht. Elke familietrek, neiging en eigenschap is het gevolg van het gebruik van fysieke lichamen in die fysieke erfelijkheidslijn door een aantal ego's, en allen worden karmisch aangetrokken tot die fysieke familielijn die elk van hen tot stand heeft helpen brengen, waardoor zij hun eigen erfelijkheid hebben verkregen. Karma omvat niet alleen ons individuele zaaien en oogsten, maar ook de gevolgen van onze gedachten, woorden en daden op anderen, en in het bijzonder op degenen die het nauwst met ons zijn verwant. Elk ego in incarnatie heeft de mogelijkheid om familiale onvolkomenheden in zichzelf te vernietigen en daarmee de fysieke lijn te bevoordelen.
V. Kunt u de tweede alinea op pagina 100 uitleggen? Die lijkt mij een beetje tegenstrijdig.
A. De heer Judge heeft het daar over de musicus Bach, wiens familie niets van zijn genialiteit had, en wijst erop dat die niet voortkwam uit fysieke erfelijkheid, maar eigen was aan de incarnerende entiteit. Het feit dat minder begaafde of boosaardige kinderen worden geboren bij ouders die goed, puur en hoogbegaafd zijn, is niet te wijten aan fysieke erfelijkheid, maar aan de aard van het incarnerende ego. In dergelijke gevallen moet er een sterke karmische band bestaan tussen de ouders en het onvolwaardige ego, een band die is ontstaan tijdens vorige levens waarin door handeling of nalatigheid een fout is begaan en die heeft bijgedragen aan de tekortkoming van degene die zo is geboren. Dergelijke incarnaties vervullen twee doelen: (1) ze bieden een betere kans voor het onvolwaardige ego in de handen van degenen die aan die tekortkoming hebben bijgedragen, en (2) de karmische gevolgen worden door de ouders gevoeld en de mogelijkheid wordt geboden om een correctie door te voeren in de mate die voor hen mogelijk is.
“Karma is een onfeilbare neiging in het universum om evenwicht te herstellen en het werkt onophoudelijk”. Karma wordt gemaakt door de ego's, niet door de lichamen waarin ze wonen.
V. Waarom brengt een ego één bepaalde overheersende factor met zich mee?
A. Omdat de aandacht en inspanningen van het ego in andere levens in die bepaalde richting zijn gestuurd. Het is algemeen bekend dat genieën in veel gevallen excentriek van karakter zijn en soms zelfs in zekere mate abnormaal; dit komt door een eenzijdige ontwikkeling. Een juiste ontwikkeling moet veelzijdig en evenwichtig zijn, niet speciaal in één richting en andere richtingen verwaarlozend.
V. Op pagina 99 stelt het hoofdstuk dat de oude Arische rassen weer tot hun hoogtepunt van glorie zullen stijgen. Betekent dit dat ze altijd zullen bestaan?
A. Het hoofdstuk stelt: “Van alle oude rassen is alleen het Arische Indiase ras nog overgebleven als bewaarder van de oude leringen. Op een dag zal het weer opstijgen naar zijn oude glorie.” Wij behoren tot het Arische ras, maar Mr. Judge heeft het over het Arische Indiase ras, dat als enige de oude doctrines heeft bewaard en daardoor weer zal opstijgen naar zijn oude glorie. In algemene zin is het Arische ras het vijfde ras; wanneer zijn loop is voltooid zullen de ego's, waaruit het huidige vijfde ras is samengesteld, het zesde ras vormen.
V. Op pagina 100 staat dat de bij een cel bouwt volgens de regels van de geometrie en dat haar intelligentie het gevolg is van reïncarnatie in ofwel het denkvermogen of in de fysieke cel. Volgen de lagere rijken het mensenrijk?
A. De betreffende uitspraak luidt als volgt: “En of we nu de pasgeboren baby, die zijn armen uitstrekt ter zelfbescherming bekijken, of het dier met zijn sterk instinctieve vermogen, of de bij die een cel bouwt volgens de regels van de geometrie, het is allemaal het gevolg van reïncarnatie die tot uiting komt in het denken of in de fysieke cel; want zoals eerder gezegd, er is geen enkel atoom zonder een eigen leven, bewustzijn en intelligentie.” De passage zegt niet dat de intelligentie van de bij het gevolg is van reïncarnatie in het denken of de cel. Er staat dat bij de pasgeboren baby, het dier of de bij alles wat zich voordoet het gevolg is van reïncarnatie, hetzij in het denkvermogen, hetzij in de fysieke cel, afhankelijk van het soort intelligentie dat tot uiting komt en de specifieke vorm daarvan; “er is geen enkel atoom zonder een eigen leven, bewustzijn en intelligentie van zichzelf.” Het mensenrijk maakt een afdruk op en beïnvloedt de lagere levens ten goede of ten kwade.
V. Op pagina 92 staat: “Zelfs uit de leer van het ‘overleven van de geschiktste’ zou dit moeten blijken, want de geschiktheid kan niet uit het niets komen, maar moet ten slotte zichtbaar worden, doordat het werkelijk innerlijke karakter naar buiten komt.” Kunt u dat verklaren?
A. De verklaring lijkt vrij duidelijk in de alinea waaruit het citaat is genomen. Elk individu heeft een bepaald karakter, het resultaat van vorige levens; welke ‘geschiktheid’ er ook mag zijn, die is te danken aan vorige levens. Er zijn groepen individuen die we naties noemen; deze naties hebben hun specifieke kenmerken; de individuen die deze naties samenstellen, worden bij elkaar gebracht vanwege de gelijkenis van specifieke kenmerken die hun bijzondere ‘geschiktheid’ voor een bepaalde natie uitmaken. Dit alles is een aanwijzing voor karmische verbondenheid – ‘het gelijke trekt het gelijke aan.’
V. Zullen degenen die in deze oorlog zijn omgekomen de weg van woede en strijd volgen als ze opnieuw incarneren?
A. “Ieder mens heeft een bepaald karakter dat verschilt van dat van ieder ander mens.” en dit geldt zowel in oorlogs- als in vredestijd zijn. Zoals het karakter en de neigingen zijn in vredestijd zo zullen ze ook zijn in oorlogstijd, want zowel vrede als oorlog zijn omstandigheden en veranderen op zichzelf niets aan het karakter. De vraag is: “verandert oorlog noodzakelijkerwijs het karakter van een individu?” Er is geen reden om dat te denken. Iemand met een goed karakter en goede neigingen zou deze waarschijnlijk versterkt zien worden door de beproevingen en zelfopoffering die de oorlog met zich meebrengt; bij iemand anders, wiens karakter en neigingen niet goed zijn, zouden dezelfde omstandigheden aanleiding kunnen geven tot een versterking van de slechte neigingen. Het is allemaal een kwestie van het individuele karakter en de motieven en de geleerde lessen, die de basis vormen voor toekomstige incarnaties.
V. Zou een verlosser Rusland uit de chaos kunnen halen waarin het zich nu bevindt?
A. De chaotische omstandigheden in Rusland zijn een extreem voorbeeld van de wereldwijde omstandigheden; het is in geen geval mogelijk om dergelijke omstandigheden te veranderen, behalve door een mentaliteitsverandering bij de betrokkenen. Een goddelijke incarnatie zou niets kunnen doen, tenzij de mensen bereid zouden zijn om de richtlijnen te volgen die zo iemand zou aangeven. Het is duidelijk dat zelfs in ons eigen vrije land de omstandigheden een situatie naderen die niet zo ver afligt van die in Rusland, want we beginnen de gevolgen te ondervinden van egoïstische klassenbelangen, die uitsluitend gebaseerd zijn op geld en de macht die het zijn bezitters geeft. Degenen die bezittingen hebben, willen deze behouden en vergroten; degenen die geen bezittingen hebben, willen deze van de huidige bezitters afnemen en op hun beurt de bezitters van de toekomst worden; in beide gevallen overheerst het rangordebeginsel van persoonlijk egoïsme; er is geen andere keuze dan tussen deze twee.
V. De intelligentie van ons volk zal toch zeker zo’n catastrofe zoals die welke Rusland heeft getroffen, voorkomen?
A. Intelligentie, gebaseerd op hoge principes en ware kennis, kan niet anders dan leiden tot gerechtigheid en een juiste levenswijze, maar intelligentie die gebaseerd is op persoonlijk egoïsme kan tot het uiterste gaan op het gebied van vernietiging. Onwetendheid en egoïsme hebben Rusland in zijn huidige situatie gebracht. Intelligentie en egoïsme kunnen nog veel meer ellende aanrichten. De vraag is eigenlijk: “Waarop is de intelligentie gebaseerd?” Is het een materiële, morele of spirituele overtuiging? Het is overduidelijk dat de heersende opvatting onder westerse volkeren materieel is in overtuiging en praktijk; hoe meer intelligentie op deze manier wordt gebruikt, hoe zekerder, sneller en destructiever de resultaten zijn.
V. Maar westerse volkeren hebben de christelijke religie om hen te leiden; zij geloven in het vaderschap van God en de broederschap van de mens?
A. Het lijdt geen twijfel dat de principes die Jezus van Nazareth verkondigde de wereld beter en gelukkiger zouden maken, maar wie van al die mensen volgt ze in zijn dagelijks leven of in zijn omgang met zijn medemensen? We belijden het ‘geloof’ in die principes en dragen ethiek uit, maar schenden ze elke dag en elk uur. Wat baat onze religie of ons geloof als we er niet naar leven? De oude geschiedenis biedt ons voorbeelden van dezelfde principes en ethiek die in vervlogen tijden door goddelijke incarnaties werden verspreid, maar de mensen van die tijd beweerden dat ze de leringen aanvaardden en volgden het pad van het materialisme, wat tot hun uitsterven leidde. Tenzij we onze ideeën over het leven veranderen en volgens de Eeuwige Waarheden leven, zullen onze westerse naties met hun materialistische beschavingen uitsterven en verdwijnen.
V. Wat wordt bedoeld met ‘de Eeuwige Waarheden’?
A. ‘De Eeuwige Waarheden’ zijn gebaseerd op de spirituele aard van de mens; zijn evolutie onder spirituele wet van de laagste vorm van intelligentie naar de hoogste; dat de wet inherent is in elk wezen en dat iedereen oogst wat hij zaait, zonder mogelijkheid tot ontsnapping; dat het fysieke bestaan de laagste en minst permanente van alle vormen is en wordt bepaald door de mens zelf, in overeenstemming met zijn erkenning of ontkenning van zijn spirituele en morele aard als de ware basis van al het leven.
V. Bedoel je het begrijpen en beleven van theosofie?
A. Precies dat. De mens moet zichzelf redden; niemand, hoe hoog in intelligentie en spiritueel vermogen ook, kan dat voor hem doen. Hij moet zijn spirituele waarnemingen en vermogens leren kennen en uitoefenen en ervoor zorgen dat de materiële uitdrukking daarvan in overeenstemming is met die spirituele aard. In feite zal hij moeten leren, zelfs als hij zichzelf door ontelbare levens heen onbeschrijfelijk lijden bezorgt; want wanneer hij genoeg heeft geleden, zal hij de fouten van zijn handelwijze inzien en dan, misschien door vele levens heen, het kwaad dat hij heeft gedaan of de plichten die hij heeft verzaakt, herstellen.
V. Als de hele wereld zich vandaag de dag strikt aan de theosofie zou houden, zou er dan wedijver zijn?
A. Er zou sprake zijn van navolging, niet van wedijver. Deze laatste is een poging om ten koste van anderen voordeel te behalen, terwijl navolging een poging is om uit te blinken om zo van groter nut en dienstbaarheid te zijn in de wereld van de mens; deze dienstbaarheid moet echter gebaseerd zijn op de behoeften van de ziel en niet op de denkbeeldige fysieke noden die voortkomen uit materialistische opvattingen.