KAMA-BEGEERTE

Het vierde principe. Kama Rupa. In het  Nederlands, de passies en begeerten. Kama Rupa wordt niet door het lichaam voortgebracht maar is de oorzaak van het lichaam. Dit is het evenwichtsprincipe van de zeven. Het is de basis van actie en beweger van de wil. Juist verlangen leidt tot juiste handeling. Dit principe heeft een hoger en een lager aspect. Het principe bevindt zich in het astrale lichaam.

Bij de dood versmelt het met het astrale lichaam en maakt er een omhulsel van voor de mens. Het heeft zijn eigen vermogens die van automatische aard zijn. Deze schil is de zogenaamde ‘geest’ van seances. Het is een gevaar voor het ras. Elementalen helpen deze schil tijdens seances. Geen ziel of geweten aanwezig. Zelfmoordenaars en geëxecuteerde misdadigers laten een zeer coherente schil achter. Het principe van begeerte is gemeenschappelijk voor alle georganiseerde rijken. Het is het grove deel van de mens. De mens is nu een volledig ontwikkeld viervoud met de hogere principes gedeeltelijk ontwikkeld.

INLEIDENDE OPMERKINGEN

Dit hoofdstuk spreekt over het ‘evenwichtsprincipe’- kama of begeerte; het is het vierde principe van boven of van benedenaf geteld, dus numeriek gezien staat het voor het evenwicht van de zeven. Het is ook het principe dat het meest ontwikkeld en in gebruik is bij  mensen in het algemeen, en de basis vormt voor hun handelingen, en ook hier is het de ‘balans’ van waaruit de wegen op-of neerwaarts lopen.

Omdat het het actieve principe is, zal  begeerte uitgaan naar fysiek bestaan en bezittingen in zijn geheel of naar een leven in spiritualiteit en juiste waarneming en begrip; het is in deze richtingen dat ‘wegen op-of neerwaarts lopen’, waarbij de keuze bij elk menselijk wezen ligt en de resultaten volgen op de keuze en de inspanning.

Wanneer de mens het lichaam verlaat om terug te keren naar zijn elementen van de fysieke wereld, bezit hij nog steeds het kamische of begeertelichaam van astrale substantie en voor langere of kortere tijd, afhankelijk van de intensiteit van het voorbije fysieke leven, denkt en handelt hij in een wereld van zijn eigen creatie. Wanneer hij zich ontdoet van het kama-rupa of er, met andere woorden, uit wegvalt zoals bij het fysieke lichaam gebeurde, blijft het voor een tijd coherent en begint uiteen te vallen, hoewel zijn samenhang als een automatisch coherent lichaam voor een groot aantal jaren kan duren.
Het is dit kama-rupa dat de hoofdrolspeler is in spiritistische seances, en waarvan het uiteenvallen wordt vertraagd en het bestaan verlengd door mediumpraktijken.
Na het ‘sterven’ van het kama-rupa, stijgt de ware mens op naar de Devachanische toestand, een toestand die de goddelijke persoonlijke toestand kan worden genoemd en keert na uitputting van de mogelijkheden ervan terug naar het aardse leven. Dit is het algemene verloop bij de mensheid; de uitzonderingen zijn zij die, door kennis en een leven in overeenstemming met die kennis, voorbij de illusie geraken.

V. Het hoofdstuk spreekt over de verlangens en passies die twee aspecten hebben, het ene hoger en het andere lager. Wat zou het hogere zijn?

A. Het hogere is de identificatie van het wezen met de hogere natuur, Atma, Buddhi, Manas, en het ‘lagere’, met het fysieke lichaam en begeerten die betrekking hebben op het fysieke bestaan.

V. Als het kama-rupa slechts de massa van begeerten en passies van het geïncarneerde wezen is, en hij zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen die achterblijven, wie zou dan verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van die kwade gedachten en daden?

A. We kunnen ons afvragen wie verantwoordelijk is voor de verontreinigende effecten van een ontbindend fysiek lichaam? Het kan niet degene zijn van wie het karma hem het lichaam heeft doen verlaten maar degenen die op het gebied van het ‘lichaam’ leven. Zo is het ook met de ‘astrale overblijfselen’; zij die onwetend zijn omtrent de ware aard van de mens en die de begeertenatuur tot de basis van hun gedachten en handelingen maken, zijn vatbaar voor dat soort besmetting. Er is ook een aspect van collectief karma betrokken bij de kwestie; de ‘levenden’ kunnen worden beïnvloed door de ‘doden’ en de ‘doden’ door de ‘levenden’; kennis en juist leven, spiritueel, intellectueel en fysieke hygiëne zijn de beschermers.

V. Is dat Karma?
A. Dat is zo. Het effect volgt op de oorzaak en aangezien de oorzakelijkheid van elk wezen uitgaat, zullen de waargenomen en gevoelde gevolgen van de aard van de oorzaken zijn die door elk van hen in beweging zijn gezet.

V. Dat zou verschrikkelijk kunnen zijn, zou ik zeggen?

A. Niets is verschrikkelijk dat vermijdbaar is. Er zijn zowel destructieve als constructieve krachten in het universum; we moeten deze kennen om verstandig te kunnen leven zelfs op dit gebied; kennis is ook nodig over de verborgen kant van de natuur; we zijn hier om te leren.
V. Wat elk incarnerend wezen met zich meebrengt wanneer hij een lichaam binnengaat, zijn dat de skandhas?

A. Dat is het Sanskriet woord voor de neigingen van een aardse natuur die het wezen heeft verworven; ze kunnen niet worden uitgedrukt op een ander gebied dan dat van lichaam en kama, daarom zal het wezen, wanneer het aardse leven wordt hervat, van nature handelen volgens de patronen die hij volgde in vorige levens.

V. Wat voor goeds heeft de vakantie in Devachan hem dan gedaan?

A. Dat hangt van hemzelf af. In Devachan ervaart het wezen alles wat onzelfzuchtig en nobel was in het laatst voorbije leven, en ongetwijfeld draagt hij iets hiervan met zich mee - misschien veel, maar als hij op het terrein van passie en begeerte terechtkomt dat hij eerder in een lichaam niet had overwonnen, wordt hij maar al te vaak het slachtoffer van zijn zwakheden.

Devachan is een gevolg van het laatst geleefde leven; wat voor correctie er ook moet plaatsvinden, het moet gebeuren terwijl men in een lichaam verblijft.

V. Wat wordt bedoeld met de meesterkracht van verbeelding?
A. Verbeelding is de meesterkracht. Dit hele universum is te danken aan het beeldenvormend vermogen van de wezens die het samenstellen. Alles bestaat eerst als idee en wordt dan concreet geproduceerd. Het beeldenvormend vermogen ligt aan de basis van alle voortbrengselen en alle occulte verschijnselen.

V. Als het principe van verlangen niet sterk is, kan de meesterkracht van verbeelding dan niet werken?

A. Er moet een beeld of object zijn dat moet worden geproduceerd, en het verlangen om te produceren moet aanhouden totdat het werk is voltooid; dit vraagt zowel om concentratie en inspanning, als een kennis van methoden en middelen. Maar zelfzuchtige begeerten zullen er nooit in falen om zowel anderen als zichzelf kwaad te berokkenen, dus dient ons beeldenvormend vermogen te worden gebruikt voor onzelfzuchtige en hoge doelen.

V. De ‘Stem van de Stilte’ zegt niets te verlangen. Betekent dat niet persoonlijke verlangens?

A. Het betekent: niets voor jezelf verlangen. Leven ten bate van de mensheid is de eerste stap.

V. Vormt de verbeeldingskracht, gesteund door een sterk verlangen, een astraal lichaam?

A. De verbeeldingskracht, gesteund door een sterk verlangen, moet een vorm voortbrengen van wat wordt verbeeld in een of andere substantie, of het zou niet kunnen worden waargenomen als een vorm in het denken. Zelfs een vluchtige gedachte produceert een vorm, maar deze vervliegt snel, net als zeepbellen; hoe meer concentratie op een bepaald idee of een bepaalde vorm, hoe duurzamer en concreter het wordt.

V. Waarin wordt de matrix uitgevouwen?

A. In de etherische substantie -prakriti, of enkele van zijn verdichtingen; er zijn verschillende toestanden boven het fysieke. De actie is van het manasisch niveau, het creatieve. Al deze toestanden van substantie zijn overal aanwezig en worden gebruikt overeenkomstig het soort en de kwaliteit van het idee.

V. Als een kama-rupa bezit neemt van het denken van het medium, kan het dan kennis voortbrengen die na de dood van de persoon wordt opgedaan?

Het kama-rupa kan niets geven, maar indrukken kunnen worden ontvangen door het medium; ze kunnen door het medium worden waargenomen als ideeën, beelden, geluiden, geuren, smaken, enz. Het kama-rupa is - enkele uitzonderingen daargelaten - een automaat en heeft noch vooruitziendheid noch voorkennis, en is absoluut onverantwoordelijk.

V. Het hoofdstuk zegt dat de kama-rupa's van zelfmoordenaars of geëxecuteerde misdadigers anderen kunnen aanzetten tot slechte daden?

A. Wanneer het lichaam met geweld wordt vernietigd door een wettelijke executie of door zelfmoord, is de mens niet dood en zal dat ook niet zijn totdat zijn natuurlijke levensduur is beëindigd. Zo iemand zou dan een aardse manifestatie nastreven en die kan alleen worden verkregen door middel van een levend lichaam. Het zijn zulke kama-rupa’s waardoor mensen met gelijkaardige neigingen zijn geobsedeerd en die het meest actief zijn op spiritistische seances.

V. Handelt zo'n kama-rupa met een bewuste kennis van wat hij doet?

A. Hij handelt zoals hij voelt en op grond van zijn begeerten, via welk kanaal ook dat voor hem openstaat. Hij wil wat hij wil en neemt het waar hij het kan krijgen. Ik zou zeggen dat hij zich bewust is van wat hij wil, maar niet van enige verantwoordelijkheid.

V. Kunnen mediums bij seances de aard van het wezen dat hen beheerst dan niet kennen?

A. Een medium is passief en onderhevig aan elke vorm van mogelijke invloed; zo iemand biedt een kanaal voor alles wat langs kan komen. Natuurlijk moet er rekening worden gehouden met de aard van het medium in kwestie, want al naar gelang daarvan zal het soort aantrekkingskracht zijn dat wordt uitgeoefend.

V. Zou de reïncarnatie van iemand die naar de dood verlangde worden uitgesteld?

A. Niet noodzakelijkerwijs. Het verlangen naar de dood zou er alleen kunnen zijn wanneer de onmiddellijke of langdurige omstandigheden de dood lijken aan te bieden als de enige bevrijding; terwijl er tijdens het leven in kwestie heel andere omstandigheden kunnen zijn geweest. Het hele leven van de persoon moet in aanmerking worden genomen; maar wie kan oordelen over het karma van een ander?

V. Er is gezegd dat we zelfbewust waren toen en voordat deze wereld begon?

A. Als met ‘wij’ de waarnemer wordt bedoeld, met de opgebouwde ervaringen van vele levens in andere werelden, moet de verklaring correct zijn; elke persoonlijkheid is slechts een voorbijgaande en onvolledige uitdrukking van de werkelijke mens als gevolg van het vroegere karma van lichamelijk bestaan. Ons werk is om steeds meer onze eigen werkelijke natuur als spirituele wezens te realiseren en de vermogens die we nu hebben te gebruiken in dienst van de hogere natuur- en dat betekent de dienst aan de mensheid in zijn hoogste betekenis.

V. Dan heeft een klein deel van onze natuur ons verblind?

A. Ja - een klein en vergankelijk deel dat mensen voor het werkelijke houden en dat er door oorzaak en gevolg in slaagt zo ondergedompeld te raken in het fysieke bestaan, terwijl ze in een lichaam zijn, dat alle waarneming van hun werkelijke natuur is verdwenen.

V. Ik begrijp dat geheugen een terugkeer van indrukken is?

A. Dat is precies wat het is. Bij het begrijpen van deze terugkeer van indrukken zouden we de tweede grondstelling moeten bestuderen en toepassen; zij verklaart de wetmatigheid in alles en elke omstandigheid. Veel studenten passen deze wet van karma niet universeel genoeg toe; zij wordt over het algemeen beschouwd met betrekking tot fysieke omstandigheden, en misschien mentaal, maar de werking ervan wordt in alles gevonden; elke vluchtige gedachte of gevoel, elke toevallige beweging, is een oorzaak en moet zijn overeenkomstige gevolg teweegbrengen.

Al die oorzaken brengen hun terugkeer van indrukken naar buiten en naar binnen tot stand, en dit ongeacht we de indruk herkennen of niet. Veel gedachten, gevoelens en handelingen die voor de meeste mensen spontaan lijken op te komen, zijn in werkelijkheid het resultaat van eerdere oorzaken die in gang zijn gezet. Wat we herinnering noemen[zie Sleutel tot de Theosofie, hoofdstuk VIII, voor uitleg door H.P.B. over de verschillende termen. (Noot van de red.)] is een zich te binnen brengen, reminiscentie of zich herinneren van een zeer klein aantal van de indrukken van het leven, maar toch zullen ze samen het totaal vormen van het karma van het leven – allemaal door onszelf veroorzaakt. In onze huidige toestand is de eerste noodzaak onze motieven nauwkeurig te onderzoeken en te weten waarom we iets denken, zeggen of doen, zelfs het meest gewone.

Als deze richting trouw wordt gevolgd, zullen we onszelf onder controle krijgen en onze gedachten, woorden, gevoelens en daden beheersen en ook de terugkeer van veel nadelige herhalingen voorkomen. Er komt meer kijken bij het herwinnen van de ‘herinnering aan het verleden’, maar als een doeltreffende stap naar het leren kennen van onszelf onder theosofische beginselen, wordt het aanbevolen.

V. Spreekt de theosofie over profetie?

A. ‘Profetie’ is het vermogen om gevolgen te voorzien, waarvan de oorzaken reeds zijn vastgelegd.

V. In het hoofdstuk staat: “Zelfs een Boeddha of Jezus moest eerst een gelofte afleggen. Kunt u dat uitleggen asjeblieft?

A. We weten dat als iemand iets wil bereiken, hij vastbesloten moet zijn om het te doen en volhardend de stappen moet volgen die het tot stand zullen brengen. Er was een tijd dat Boeddha of Jezus, een dwalende, zondigende sterveling was; er kwam een tijd dat hij leerde over ‘het Zelf binnenin’, hij voelde de roerselen van zijn hogere natuur en legde de gelofte af om dat de levende kracht in zijn leven te maken. Het motief in zo'n geval is niet alleen dat hij zal slagen, maar dat hij beter in staat zal zijn om een mensheid die in onwetendheid haar eigen ellende creëert, te doen ontwaken en te verheffen. De Meesters van Wijsheid deden hetzelfde en wijzen via de theosofische beweging op de stappen die moeten worden genomen door allen die in de voetsporen van de Verlossers van de mensen willen treden.

V. Wat is het verschil tussen het astrale gebied en het astrale licht?

A. Het astrale licht is het onzichtbare gebied of de sfeer die onze aarde omringt - zoals het al het andere omgeeft; het is een subtiele essentie die alleen voor een helderziend oog zichtbaar is, en het op één na laagste (het fysieke) van de zeven kosmische principes. Omdat het het laagste omhulsel is waarin de aarde zweeft, en waardoor deze is doordrongen, is het de ontvanger en opslagplaats van elke kwade invloed; het kan alleen uitgeven wat het ontvangt; het is om zo te zeggen de ‘voorraadkamer’ van de morele en fysieke emanaties van de mensheid;
deze omgezet in hun subtielste essentie, worden geïntensiveerd teruggestraald en worden, morele, psychische en fysieke epidemieën. Het komt overeen met de linga sarira, of astrale dubbelganger in de mens, die de opslagplaats is van de morele, psychische en fysieke neigingen van het individu. Een ‘gebied’ is een veld van actie; we spreken van handelen op het fysieke gebied, astrale gebied, kamische, manasische of spirituele gebieden.

V. Heeft het invloed op de mensheid als geheel?

A. Het algemene effect is altijd aanwezig; elk wezen wordt beïnvloed in overeenstemming met de aantrekkingskrachten die hij bewust of onbewust veroorzaakt; het onbewuste is te wijten aan karma uit het verleden, het bewuste aan het in gang zetten van nieuwe oorzaken.

V. Als een mens over hoge idealen nadenkt, zou hij dan hoge idealen aantrekken?

A. Hoge idealen bestaan niet uit zichzelf; het zijn aspiraties van individuen, dus het zou geen juist idee zijn om je voor te stellen dat er ergens een voorraadkamer van hoge idealen is waaruit we kunnen putten; we moeten hoge idealen waarnemen, creëren en ernaar handelen, in welk geval onze aspiraties worden versterkt door de idealen van anderen op hetzelfde niveau van denken en handelen, als gevolg van de onderlinge afhankelijkheid en gemeenschappelijke spirituele aard van alle wezens.

V. Is er een speciale inspanning wenselijk voor het afleggen van een eed of gelofte, zoals vermeld in het hoofdstuk?

A. Een gelofte moet in een bepaalde richting en met een bepaald doeleinde worden gedaan; dit veronderstelt speciale inspanning. In de inleiding tot Patanjali’s Yoga Aforismen, spreekt W.Q. Judge van “een krachtige houding die wordt aangenomen met het doel van vereniging met het Hogere Zelf voor ogen.” Om deze houding aan te nemen moet men de principes van mens en natuur begrijpen; onze studie van de ‘Oceaan’ en andere werken van de Leraren leidt in de richting van deze speciale inspanning, die in werkelijkheid het doeleinde is van al onze studie.

V. Er wordt gezegd dat "God binnenin begint met manas, of denkvermogen"; wat betekent dat?

A. Er bestaat geen handeling tenzij er een wezen is om te handelen of de gevolgen ervan te ervaren; manas is de manifesterende of scheppende kracht van het wezen, de actieve potentie of schepper. Voor zover het manifestatie betreft is het de ‘God binnenin,’ want manifestatie begint met dat principe.

V. Kunnen we op dit fysieke vlak werken zonder het principe van kama?

A. We zijn in dat stadium van evolutie waar het principe van kama, of
begeerte, over het algemeen overheerst; dit is omdat ‘de God binnenin’ betrokken is geraakt in het bewuste fysieke bestaan en, terwijl hij in dat voorbijgaande bestaan verblijft, de oorzaken in beweging zet die het wezen onvermijdelijk terugbrengen naar een gelijkaardige toestand en conditie. In het fysieke bestaan kan de toestand van elk menselijk wezen buddhi-manasisch, of kama-manasisch zijn; in beide gevallen is het manasisch handelen, maar in het eerste is het handelen van de aard van het Spirituele Zelf, terwijl het laatstgenoemde handelen is dat wordt uitgevoerd vanuit een basis van persoonlijke begeertes en zelfzucht. We kunnen en zouden op dit gebied moeten handelen vanuit een betere basis dan persoonlijke begeerte; het doel van al onze studies is dit te verwezenlijken en anderen te helpen hetzelfde te doen.

V. Als de Meesters op dit gebied zonder het principe van kama kunnen werken, waarom kunnen wij dat dan niet?

A. Omdat we voortdurend handelen op basis van persoonlijke of fysieke begeerte. ‘Vrijheid van gebondenheid komt voort uit het afzien van eigenbelang voor de vruchten van je handelen.’ Er gaapt een kloof tussen het motief van eigenbelang en datgene dat het welzijn van alle wezens nastreeft en niets voor zichzelf. De Meesters hebben de kennis en het vermogen om te handelen op elk gebied vanwege Hun onbaatzuchtigheid. Kama is niet een middel waardoor de handeling plaatsvindt op dit gebied, maar het motief dat de handeling bestuurt.

V. Hoe kan een wezen contact maken met materie zonder het principe van kama?

A. Zoals eerder gezegd, is kama geen instrument of middel waardoor de handeling of het contact plaatsvindt; het is een basis of motief gebruikt door degene die handelt; de instrumenten zijn het astrale en fysieke lichaam. Het astrale lichaam is een tijdelijk aspect van de substantie van de innerlijke mens, in alle gevallen waar de ‘persoonlijkheid’ niet is gereduceerd tot een cijfer als basis voor bewuste handeling. Uitzonderingen bestaan wanneer het wezen een ‘permanent astraal lichaam’ heeft gevormd. Verondersteld mag worden dat de Meesters een permanent astraal lichaam hebben en zelfs iets meer, waardoor elk natuurrijk of elke toestand van materie kan worden bereikt.

V. Wanneer we de neiging om ‘de blues’ te hebben, overwinnen, zijn we dan dat karma kwijt?

A. We moeten duidelijk het feit voor ogen houden dat karma actie is met de daaruit voortvloeiende reactie; dat de reactie niet iets anders is of gescheiden van de actie maar een voortzetting ervan. Karma omvat daarom alle actie, goed of slecht, herstellend of anderszins. Wanneer we een gebrek verhelpen, doen we dat door een of andere handeling en ontvangen we de resulterende reactie; karma is de wet van ‘zaaien en oogsten’; het krijgen van de exacte resultaten van onze gedachten, woorden en daden. We verliezen nooit de kracht om te handelen, dus hoe zouden we ons karma kunnen verliezen? We zijn karma.

V. Dan is het vasthouden aan het idee van vreugde in plaats van moedeloosheid toch een bevestiging?

A. Nee, dat is het niet. Het is een vasthouden aan het gelukkigste moment van je leven, een werkelijke ervaring die we hebben gehad en geen bevestiging van iets wat we ons inbeelden.

V. Dan ontkent u ‘de blues’ niet?
A. Er wordt noch bevestiging, noch ontkenning aangevoerd. Het is dwaas om dat waarmee we daadwerkelijk ervaring hebben te ontkennen; een dergelijke ontkenning is gewoon liegen tegen onszelf en brengt ons tenslotte niets anders dan onwetendheid en ellende. Wat nodig is, is kennis en kennis komt alleen door ervaring; we moeten leren onderscheid te maken tussen dat wat het hoogste goed tot stand brengt en datgene wat ons tegenhoudt; we zouden geen plezier kunnen kennen zonder pijn te hebben gekend; goed zonder kwaad; gezondheid zonder ziekte enz.; het is alleen door de ‘paren van tegenstellingen’ dat we iets weten. Kennis wordt alleen verworven door ervaring; het kan niet worden ‘bevestigd’; noch kan een ‘ontkenning’ van een individu wegnemen wat hij feitelijk weet.

V. Kan iemand een ander redden?

A. Geen wezen, hoe hoog ook, kan dat. Maar iemand met kennis kan een ander tonen hoe de kennis te verkrijgen die hij heeft verworven; door het pad te volgen dat naar wijsheid leidt, wordt de onwetende wijs. Er is geen andere weg.

V. In de toestand van kama-rupa moeten we al die begeertes die we hebben in het fysieke lichaam overwinnen en van ons afwerpen. Is dat juist?

A. Ervan uitgaande dat goed wordt begrepen dat het kama-rupa pas wordt
gevormd na de dood en, zoals de naam impliceert, het ‘begeertelichaam’ is,
vindt de overheersende actie plaats langs de lijn van begeerte in dat lichaam, terwijl het wezen eraan is verbonden; maar net zoals we stierven en het fysieke lichaam verlieten, waarin we de neigingen van het kama-rupa creëerden, zo verlaten we op den duur het kama-rupa en stijgen we op naar de devachanische toestand of conditie. Noch in kama-loka, noch in devachan, hebben we de macht om de neigingen af te werpen die we tijdens ons leven in het lichaam hebben gecreëerd; in het ene, ervaren we de kwade gevolgen, en in het andere de goede gevolgen van ‘het laatst geleefde leven’. De enige tijd die we hebben om positieve oorzaken tot stand te brengen is tijdens het leven in het lichaam.

V. Beëindigt het verlaten van het kama-rupa die begeertes?

A. Dat doet het niet. Als we die begeertes niet hebben gecorrigeerd of geëlimineerd tijdens onze leven, zullen we de neiging hebben om te doen wat we eerder deden wanneer we weer een nieuw fysiek lichaam binnengaan. Deze ‘begeertes’ worden niet veroorzaakt door het fysieke lichaam, het astrale lichaam of het kama-rupa, maar door onszelf als bewuste wezens terwijl we een lichaam gebruiken. Er bestaat geen verlossing na de dood.

V. In het evolutieproces stijgen we op door middel van dit lagere principe van begeerte en dan moeten we datzelfde principe uitroeien. Heb ik gelijk?
A. Nee, je hebt een verkeerde opvatting van evolutie, lijkt het. Evolutie, juist begrepen, is het ontvouwen van een groeiend bewustzijn. Alle wezens beginnen als, laten we zeggen, een vonk van bewustzijn. Groei of ontvouwing komt voort uit bewuste ervaring, beginnend in de hoogste toestand van gemanifesteerde materie en door de actie van het bewustzijn dat steeds meer concrete toestanden van materie produceert, totdat het fysieke is bereikt. Evolutie begint van bovenaf en daalt af naar het lagere; dan, wanneer het lagere is overwonnen, dat wil zeggen, gekend is in zijn ware relatie tot het betrokken wezen, en er gebruik wordt gemaakt van de lagere instrumenten volgens de aanwijzingen van de Geest, begint de beklimming, met daarbij de opgedane ervaring.

Persoonlijke, zelfzuchtige begeerte is het resultaat van onwetendheid aangaande onze werkelijke aard en doel; vanwege deze onwetendheid brengen we die oorzaken in beweging die de begeerte naar bewust bestaan met al zijn zelfzuchtige uitdrukkingen voortbrengen. We klimmen niet op door zelfzuchtige begeertes; we gaan niet vooruit door middel ervan; we raken erin verwikkeld. Alleen kennis en inspanning in de juiste richting, zullen ons bevrijden van onze zelfgemaakte boeien.

V. Hoe lang verblijft het Ego in devachan?

A. Omdat devachan een gevolg is van het laatst geleefde leven, zelfs als het ‘gevolg’ dat van het hoogste en beste van dat leven is, varieert het verblijf in die toestand in soort, kwaliteit en duur voor elk Ego. Het kan variëren van duizenden jaren, tot een zeer korte periode; maar je moet in gedachten houden dat ‘tijd’ voor de ‘overledene’ niet wordt gemeten door de rotatie van de aarde, maar door de veranderingen in bewustzijn die worden ervaren; "een dag is als duizend jaar en duizend jaar als een dag".

V. Ik vind het op zijn zachtst gezegd erg ontmoedigend.

A. Dat zou het niet moeten zijn als we beseffen dat we het helemaal zelf in de hand hebben. Wat er ook op ons afkomt, goed of slecht, komt voort uit onze eigen gedachten, woorden en daden. Ontmoediging zou kunnen worden gevoeld door hen die zouden willen krijgen wat ze niet hebben verdiend, maar zij die de waarheid zien en hun hele plicht doen, zien nergens ontmoediging.

V. Wat wordt er bedoeld met de brug tussen hoger en lager manas?

A. Elke brug moet worden gebouwd. Manas is het vermogen om te denken en te scheppen. ‘Hoger' betekent gedachte en schepping vanuit een spirituele basis; ‘lager’ vanuit een persoonlijke, fysieke en zelfzuchtige basis. De echte basis en oorzaak ligt in het ‘hogere’; het zou de aard van het ‘lagere’ moeten zijn om het ‘hogere’ uit te drukken en wij, die ons nu in de zelfgemaakte boeien van het ‘lagere’ bevinden, dienen te beginnen te handelen in overeenstemming met de aard van het ‘hogere’. We doen dit door gedachte en inspanning, door te handelen voor en als het Ene Zelf in alles wat we denken, doen of zeggen; op deze manier maken we de ‘brug’ die het ‘lagere’ met het ‘hogere’ verenigt.

V. Kunt u zeggen dat u deze brug hebt gevormd?

A. Ik kan dat niet beweren, want een stellig antwoord zou geen goed doen, maar ik denk dat mag worden gezegd, dat iedereen die theosofie bestudeert en toepast, vanaf het allereerste moment begint met de bouw van deze brug; elke gedachte in die richting levert materiaal voor de bouw, en de tijd moet komen - als aanhoudende inspanning wordt geleverd - dat de ‘bouwer’ door middel van de brug één domein zal hebben in plaats van twee; en dat hij een bewust leven in Geest zal leiden, zelfs terwijl hij tijdelijke lichamen van vlees bewoont.