De eeuwige pelgrim

Laat ons de Mens bestuderen; maar als we hem voor één ogenblik scheiden van het universele geheel, of hem in afzondering beschouwen vanuit een op zichzelf staand aspect, apart van de ’hemelse mens’ – het universum gesymboliseerd door Adam Kadmon, Purushottama of hun equivalenten in elke filosofie –zullen we meest smadelijk in onze poging falen. Verder dient te worden opgemerkt dat er op die weg onvoorziene en onverwachte gevaren loeren telkens wanneer de student in al zijn ijver en enthousiasme begint om op hemzelf en in zijn leven gebruiken toe te passen die voortkomen uit zo’n afgescheiden studie. Laat elke individuele student volledig doordrongen zijn van een idee, dat de Meesters getracht hebben over te brengen op theosofen in het algemeen, namelijk de grote axiomatische waarheid dat de enige, eeuwige en levende realiteit dat is wat de hindoes Paramatma en Parabrahm noemen.

 

Wat is de Mens? Als de student over deze vraag begint na te denken en gebruik te maken van het materiaal dat hij ter beschikking heeft om een antwoord te formuleren, wordt hij geconfronteerd met een ietwat vreemde en onverwachte moeilijkheid. De mens vertegenwoordigt voor verschillende categorieën van mensen een verschillend wezen: voor de moderne wetenschapper is hij een bundel atomen die zich op duidelijk afgebakende manieren combineren en na verloop van tijd desintegreren; voor de moderne psycholoog en de zogenaamde filosoof is de mens een verzameling van zintuiglijke indrukken en de reflexen ervan die zich combineren om geboorte te schenken aan het denkvermogen dat ook ziel mag worden genoemd; voor de psycho-analyticus is hij een bundeling van complexen; voor de spiritist en de psychische onderzoeker is hij een verschijning of geest, belichaamd of onbelichaamd; voor de theoloog is hij een ziel gemodelleerd door God om door gebed te worden gered, zoals hij voor de chirurg een lichaam is, gemaakt door de natuur, om door het scalpel te worden gered.

 

Hoe definieert Theosofie de mens? Hij is een samengesteld wezen en vertoont tijdens de verschillende stadia van zijn evolutie uiteenlopende vermogens en capaciteiten. Hij is “samengesteld uit de essenties van al die hemelse Hiërarchieën”[1] die de respectievelijke principes leveren die hem opbouwen tot zowel een wezen als een vorm, bovendien schenken ze hem zelfbewustzijn en intelligentie. Zoals naar voren wordt gebracht: “Karma en evolutie hebben ... in onze bouw zulke vreemde uitersten gelegd! Uit verschillende naturen, wonderlijk gemengd...”[2] Met ’naturen’ worden bedoeld “de zeven hiërarchieën of klassen van Pitris en Dhyan Chohans die onze aard en lichamen samenstellen”.

 

Zoals Isis Ontsluierd  naar voren brengt: “De mens is zowel een wisselwerking van scheikundige, fysieke krachten, als een wisselwerking van spirituele vermogens.”[3] Het is deze complexe aard van de mens die het nodig maakt om hem, voor het doel van studie en begrip, in te delen en onder te verdelen. In verschillende filosofieën en gedachtestelsels wordt de mens in verschillende principes of reeksen factoren ingedeeld. De Geheime Leer toont dit zeer duidelijk aan. Dit heeft tot een grote verwarring en onbegrip geleid; ideeën en suggesties zijn verstoffelijkt; principes zijn gepersonifieerd; abstracties zijn concreet gemaakt; allegorieën zijn voor feiten gehouden en de Absoluutheid zelf is vermenselijkt.

Het is daarom absoluut noodzakelijk dat we tijd besteden aan het begrijpen van het basisidee dat al deze verschillende factoren die zich combineren om de Mens tot stand te brengen, slechts aspecten zijn van het ENE LEVEN. Zoals HPB in de Toelichtingen [van de Blavatsky Lodge] naar voren brengt: “...verdelen we de mens in zeven beginselen, maar dat wil niet zeggen dat de mens daarom als het ware zeven huiden heeft, of uit zeven entiteiten of zielen bestaat. Al die beginselen zijn aspecten van één beginsel en zelfs dat ene beginsel is slechts een tijdelijke of periodieke straal van het Ene eeuwige en oneindige Vuur.”[4]

In de mens zijn zowel alle goden en engelen, als alle duivels en satans; hijzelf is Sura en Asura; in hem zijn maya-illusie; avidya-onwetendheid, en hun tegengestelden mukti-bevrijding en Nirvana-emancipatie aanwezig. In hem liggen de oude zaden van dierlijke, plantaardige en minerale wezens die eerst worden geatrofieerd en vervolgens transformatie ondergaan; in hem zijn ook de zaden van Dhyanis-Engelen, Nirvanies-bevrijde wezens die eerst erkend en vervolgens  bevrucht dienen te worden. De Geheime Leer zegt:

“Geen occultist zou ontkennen dat de mens – evenals de olifant en de microbe, de krokodil en de hagedis, het grassprietje of het kristal – in zijn stoffelijke vorming het eenvoudige product is van de evolutiekrachten van de natuur, via een eindeloze reeks van transformaties;”[5]

 

“Er is maar één ondeelbare en absolute Alwetendheid en Intelligentie in het heelal, en deze doortrilt ieder atoom en oneindig klein punt van de hele eindige kosmos, die geen grenzen heeft en die men RUIMTE noemt, wanneer men deze onafhankelijk beschouwd van wat zich erin bevindt.”[6] 

“De wezenlijke eenheid van ieder bestanddeel van de samengestelde dingen in de natuur – van ster tot delfstoffenatoom, van de hoogste Dhyan Chohan tot de kleinste infusoriën, in de meest ruime betekenis en toegepast, hetzij op de geestelijke, de verstandelijke, dan wel op de stoffelijke wereld – die eenheid is de enige fundamentele wet in de occulte wetenschap.”[7] 

Volgens een Commentaar ‘zijn voor de niet-ingewijden de werelden opgebouwd uit de bekende elementen. In de opvatting van een Arhat zijn deze elementen zelf collectief een goddelijk Leven; afzonderlijk beschouwd zijn ze op het gebied van de manifestaties de

talloze en ontelbare miljoenen levens. Alleen het vuur is EEN op het gebied van de Ene Werkelijkheid: op dat van het gemanifesteerde en dus bedrieglijke Zijn, zijn de deeltjes ervan vurige levens...’ Uit het ENE vormloze en ongeschapen LEVEN komt het Heelal van levens voort.[8]

… het ENE LEVEN… manifesteert zich in zeven toestanden, die met hun zevenvoudige onderverdelingen de NEGENVEERTIG vuren vormen, die in de heilige boeken worden genoemd…[9]

In onze Zonnewereld is het Ene Bestaan hemel en aarde, de wortel en de bloem, de handeling en de gedachte. Het is aanwezig in de zon en evengoed in de glimworm. Geen atoom kan eraan ontkomen.[10]

Het is heel noodzakelijk dat de student het volgende verbazingwekkende feit in gedachten houdt: als zielen, denkvermogens, lichamen zijn we aspecten van het Ene Leven; onze krachten en vermogens, redenerend, emotioneel, instinctief of zintuiglijk, zijn ook aspecten van datzelfde Ene Leven;

het Ene Leven neemt in verschillende graden van dichtheid uiteenlopende kenmerken aan en ondanks het onomstotelijk feit dat er in ons en in de natuur tegenstrijdige en tegengestelde krachten werkzaam zijn door een variëteit van vormen, zijn ze alle, zowel krachten als vormen, slechts de manifestatie van het Ene Leven.

Door op deze manier de eenheid te hebben benadrukt die tussen de samenstellende delen van de mens van kracht is, alsook tussen de mens, deze planeet en de kosmos waarvan ze slechts gedeelten uitmaken, kunnen we ons richten op de beschouwing van het onderscheidende element. Laten we eerst de mens bekijken als een dualiteit – het onsterfelijke en het sterfelijke, het subjectieve en het objectieve.

Overal is een tweevoudig proces zichtbaar:
1) het niet-gemanifesteerde en het gemanifesteerde; 2) middelpuntzoekend en middelpuntvliedend; 3) pravritti – involutie en nivritti – evolutie; 4) arupa – vormloos en rupa – vorm; 5) macrokosmos en microkosmos; 6) goed en kwaad; 7) Nirvana – mededogen en avitchi – isolement. Deze en alle variaties zijn slechts aspecten van het oorspronkelijke paar van tegenstellingen, van de “tweevoudige kracht, die uitstraalt uit de Eeuwige Essentie.”[11]

“... de occultisten … zien … in deze twee tegengestelde Krachten slechts de twee aspecten van de universele eenheid, die men ‘HET ZICH MANIFESTERENDE DENKVERMOGEN’ noemt. In deze aspecten neemt het occultisme, door middel van zijn grote zieners, een ontelbare menigte waakzame wezens waar: kosmische Dhyan- Chohans, wezens waarvan de essentie in haar tweevoudige natuur de oorzaak is van alle aardse verschijnselen. Want die essentie is één in substantie met de universele elektrische oceaan, die het LEVEN is; en omdat zij, zoals gezegd, tweevoudig is – positief en negatief – zijn de emanaties van die tweevoudigheid nu op aarde werkzaam onder de naam ‘bewegingsvormen’. Want zelfs tegen het woord kracht kan men bezwaar gaan maken uit vrees dat het iemand zelfs maar in gedachten ertoe zou brengen deze van de stof te scheiden! Het tweeledige gevolg van die tweevoudige essentie wordt nu, zoals het occultisme zegt, de middelpuntzoekende en de middelpuntvliedende kracht genoemd, de negatieve en positieve polen of polariteit, warmte en kou, licht en duisternis, etc.”[12]

Uit deze oorspronkelijke dualiteit ontstaat wat de mens in zichzelf herkent als zijn tweevoudige aard – lager en hoger denkvermogen, goede en slechte morele aard, het sterfelijk lichaam en het onsterfelijke Zelf. Verder voert de student van het occultisme het tweevoudig vermogen van de Geheime Wijsheid, de witte en zwarte magie, naar deze prototypische tweevoudige vermogen terug. (cfr. GL II, 364) Als we de inhoud van ons eigen brein, denkvermogen en bewustzijn beginnen te analyseren, komen we tot de erkenning dat daarin datgene aanwezig is dat onszelf is, hetgeen onvernietigbaar is omdat het ondeelbaar is.. Met betrekking tot het lichaam zelf weten we dat we kunnen bestaan zonder armen en benen, zonder het redeneren en geheugen van het brein, zonder ogen, oren, neus, beroofd van gevoel en smaak; dat als alleen het hart maar blijft functioneren en haar broze verbinding met het brein aan de ene kant en de zonnevlecht aan de andere maar behoudt, het lichaam verder zou kunnen leven. In het lichaam zelf zijn er onderdelen die, als ze vergaan, niet het lichaam doden, maar er zijn er andere – in feite drie die met de drie hoofdcentra verbonden zijn – als er daarvan één wordt vernietigd, zou dat resulteren in de vernietiging van het geheel. Deel het hart in stukken en het hart is vernietigd en het lichaam sterft.

Neem een ander aspect: ondanks de voortdurende veranderingen die in het lichaam plaatsvinden, overleeft de identiteit van het lichaam, de vormgeving en structuur ervan; de dood, de grote verandering, verschilt van de miljoenen lichamelijke veranderingen hierin dat hij het model en de vormgeving van het lichaam verandert. Richten we ons eens even op onze psychologische veranderingen: in gevoelens en emoties nemen we veranderingen en verschillen waar; we hebben lief en haten beurtelings; van dezelfde persoon houden we en houden op die te beminnen in de loop van de tijd; onze voorkeuren en afkeren gedragen zich op eenzelfde manier. Verder treden er veranderingen op in kennis en ontwetendheid, in onze ideeën en gedachten over mensen en dingen; meer zelfs, zowel stemmingen van ambitie en euforie en depressie wisselen elkaar af. Welnu, zoals bij het hart in het lichaam, ontdekken we dat door alle veranderingen van gevoel en gedachte, de mens die voelt en denkt intact blijft. Hoe groot de identificatie tussen zichzelf en deze processen ook is, het is tijdelijk; vroeg of laat kent de mens zichzelf als anders en hoger dan zijn gedachten, gevoelens, handelingen, zijn hoofd, hart en handen. Dat wat te midden van al die veranderingen niet verandert, dat is het Zelf, onsterfelijk, onverwoestbaar, ondeelbaar.

“De mens is beslist geen bijzondere schepping; hij is, evenals elke andere levende eenheid op deze aarde, het product van het geleidelijk vervolmakende werk van de natuur. Maar dit betreft alleen het menselijke tabernakel. Dat wat in de mens leeft en denkt en die vorm, het meesterwerk van de evolutie, overleeft, is de ‘eeuwige pelgrim’, de proteïsche differentiatie in ruimte en tijd van het Ene Absolute ‘Onkenbare’.”[13]

Wanneer we proberen de verscheidene leringen van de Theosofie over de menselijke samenstelling toe te passen, raken we ietwat verward. Als een eerste stap in de richting van het zuiveren van onze gedachten kunnen we die hoogste dualiteit in het individu benadrukken. Er bestaat in ons dat wat onsterfelijk is – de ene getuige van de vele veranderingen van zintuiglijk vermogen, gevoel en gedachte in en rondom ons. In de verheven woorden van de Bhagavad-Gita:

“De geest in ‘t lichaam wordt Mahéshwara, de grote heer genoemd, de toeschouwer, de vermaner, de onderhouder, de genieter en ook de Paramâtma, de allerhoogste ziel.”[14]  

“Er woont in ‘t hart van ieder wezen, O Arjuna, de Meester - Ishvara -, die door zijn magische kracht alle dingen en schepselen doet wentelen, gekluisterd aan het universele wiel des tijds. Zoek met geheel uw ziel uw heil in hem alleen, O Zoon van Bharata; en krachtens zijn genade zult gij de hoogste zaligheid, het eeuwige verblijf, bereiken.”[15]

 

Deze grote toeschouwer heeft het drama van de evolutie geobserveerd.  Hij is tegelijkertijd getuige van de machtige cohesie in de homogene wortelsubstantie die een gasvormige uitstraling voortbrengt; en ziet dan dat het zich condenseert in stremselachtige nevel die beweegt, sterrenstof maakt en wrijving veroorzaakt en tot rust komt om vele zonnen en planeten en satellieten worden. Hij ziet de geboorte van elementale krachten in en op deze gebieden die kristallen en mineralen voortbrengen en observeert vervolgens de groei van ontluikende heesters en kruipende gewassen en planten die reuzenbomen worden; hij bewaakt de wieg van het insect, en vervolgens worm en vogel en het dier en tenslotte, na vele aeonen van veranderlijkheden en geduldig opklimmen, de tweevoeters. Dan komt de mens die vanuit de primitiviteit van zwervende stammen het leven gaat leiden van burgerschap binnen gemeenschap en natie, en door oorlogen en lijden gaat leren een kosmopoliet te worden en voor de broederschap van de mensheid te werken.

Deze lering wordt door de kabbalist en de sofist als volgt samengevat:

“Een steen wordt een plant; een plant, een dier; het dier, een mens; een mens een geest: en de geest een god”. “Ik stierf als een steen en werd een plant; ik stierf als een plant en werd een dier; ik stierf als een dier en werd een mens; wanneer groeide ik minder door te sterven? Ik zal sterven als een mens om geboorte te geven aan een engel.”

Maar er vloeien in de mens drie verschillende stromen van evolutie samen die representatief zijn voor de drie basisaspecten van het Ene Leven. De steen, de plant, het dier geven geboorte aan de fysieke mens – de Adam van stof. De machtige getuige is een straal, een adem van de Absoluutheid. Deze twee hebben een intelligent bewustzijn nodig en dit wordt door de derde stroom van de levensimpuls verschaft.
De Geheime Leer is een tekst over het machtige drama van evolutie waarin de toeschouwer en de vele acteurs één zijn. Door dit feit te bevestigen, herhaalt zij dat het proces van differentiatie complex is en plaatsgrijpt door middel van een menigvuldigheid die aan de basis zevenvoudig is maar die zich eindeloos vertakt.

“De Nous, die de stof beweegt, de levenwekkende ziel, die in ieder atoom zetelt en die in de mens is gemanifesteerd en latent is in de steen, heeft vermogens van verschillende graad. Dit pantheïstische denkbeeld van een algemene Geest-Ziel die de hele Natuur doordringt, is het oudste van alle filosofische begrippen.”[16]

Het idee dat begrepen en in het geheugen vastgehouden dient te worden, is dat er in ons een getuige is van het panorama van groei, die in het beginloze verleden heeft gewaakt,  zoals hij tegenwoordig waakt en zoals hij in de eindeloze toekomst waken zal. Dit is Atma, het Ene Leven, weerspiegeld in Buddhi, het onbreekbare voertuig – de eeuwige toeschouwer.

Daarnaast is er datgene in ons dat de ondervinder is, de lijder, de genieter, die leerde in het minerale en groeide in het plantaardige en bewoog in het dierlijke en handelt, voelt, denkt en wil in het menselijke rijk. Dat is Atma-Budhhi-Manas, de onsterfelijke triade, de individualisatie van de Allerhoogste Geest – de eeuwige pelgrim. Dus vanuit het concept van dualiteit komen we ertoe de drie-eenheid waar te nemen. wat de volgende fase is om in onze studie aan te pakken.


[1] H.P. Blavatsky, De Geheime Leer, deel I, Eng. p.276

[2] Idem, Eng. p.189

[3] H.P. Blavatsky, Isis Ontsluierd, deel I, Eng. p.309

[4] H.P. Blavatsky, Een Toelichting op de G.L., Eng. p.39

[5] De Geheime Leer, deel I, Eng. p.636

[6] Idem, Eng. p.277

[7] Idem, Eng. p.120

[8] Idem, Eng. p.249-50

[9] Idem, Eng. p. 291

[10] Idem, Eng. p.292

[11] Idem, Eng. p.353

[12] Idem, Eng. p.604

[13] Idem, deel II, Eng. p.728

[14] Baghavad-Gita, hfst. 13, vers 22-23

[15] Idem, hfst. 18, Ned. p.153-154, vers 61-62

[16] De Geheime Leer, deel I, Eng. p. 51