De Juiste Benadering

[Dit artikel is een vertaling van hoofdstuk 18 van het boek Studies in The Secret Doctrine (Boek II, Third Series) van B.P. Wadia (The Theosophy Company, Bombay, 1961, herdruk, in 1976). Deze Studies zijn oorspronkelijk verschenen in het tijdschrift The Theosophical Movement.]

In de twee vorige delen van deze Studies werd een poging ondernomen om aan te tonen dat De Geheime Leer en andere geschriften van HPB gedeelten zijn van de eeuwenoude en onvergankelijke Kennis-Verslagen. De Theosofie zoals door haar en haar Voorgangers voorgesteld, is een systeem van denken dat noch toeneemt, noch verder ontwikkelt. Als mensen Theosofie bestuderen dan leren ze vandaag de dag wat altijd al bekend was. Alles wat we in deze eeuw aan onderricht kunnen verkrijgen, werd voor ons passend samengevat in de werken van HPB. Datgene wat de mensheid leert en vergeet is relatieve kennis; die verandert en vermeerdert. Dat wat voor eens en altijd is geleerd en is belichaamd in het hart van het ras is Waarheid, Absolute Kennis.

Een ander feit dat naar buiten werd gebracht, is dat echte waardering van De Geheime Leer afhangt van de juiste assimilatie van de inhoud ervan door de ontplooiing van dat geestelijk vermogen dat volgt op de zuivering van het denkvermogen door de studie van metafysica. Dit vermogen is Buddhi verenigd met Manas. Verder werd een poging ondernomen om de Drie Grondstellingen te onderzoeken die de onbetwistbare fundamenten van haar monumentale werken uitmaken.

Het doel dat voor ogen staat is het denken uit te lokken. Niemand zou de zware inhoud van de twee delen kunnen vertalen in een taal die de gemiddelde mens in de straat zonder inspanning zou kunnen begrijpen. Het is nodig hierop te wijzen vanwege de kritieken die ons ter ore kwamen.

De grootse functie van de geschriften van HPB is om in de student een nieuwe voorstelling van de Natuur te ontwikkelen – een voorstelling die synthetisch, universeel en onpersoonlijk is. Dit is Buddhi-Manas, in het individu ‘geïncarneerd’. Verschillende mensen lezen in De Geheime Leer verschillende zaken. Er wordt gezegd dat het allemaal afhangt van op welke interpretatie ieder voor zich zijn uiteenzettingen baseert. Dat is niet zo. De delen zijn niet geschikt voor uiteenlopende en tegenstrijdige verklaringen. Elk beginsel, elke lering, elk leerstuk heeft maar een verklaring, en meer niet. De toepassingen van de juiste interpretatie kan gevarieerd en veelvuldig zijn; ze moeten dat zijn. Als het begrip van de leringen diepgaand is, zullen ook de toepassingen talrijk zijn. De volledigheid van dat begrijpen hangt samen met die van toepassingen. De ware test die aangeeft dat een lering juist werd geïnterpreteerd, ligt in het vermogen van de student om toepassingen aan te wenden. Als onze interpretatie juist is, kloppen onze toepassingen met ons begrijpen van andere en verwante leringen. De oprechte en ernstige student volhardt erin, met geduld en doorzettingsvermogen, de gehele filosofie, alle ermee in verband staande leringen, te bereiken. Hij is niet tevreden met het begrijpen bij stukjes en beetjes, van een beginsel hier en een leerstuk daar. De juiste verklaring van het ene beginsel sluit precies aan bij een juiste verklaring van alle andere beginselen; een foutieve verklaring stemt niet overeen met de juiste verklaring van een enkel beginsel noch met foutieve verklaringen van een aantal beginselen.

Deze derde reeks is een beschouwing van de stappen die leiden naar Buddhi-Manasische ontplooiing - transformaties die in de student moeten plaatsvinden als hij met intellectuele eerlijkheid en oprechte moed voortgaat met zijn taak De Geheime Leer machtig te worden. Dit ras en deze beschaving staan onder de heerschappij van Kama-Manas, het Begeerte-Denken. De meeste studenten zijn zich hiervan bewust. Maar wanneer we trachten onze lagere natuur te zuiveren en onze morele onvolkomenheden uit te roeien en daarin moreel unieke eigenschappen te introduceren, worden we ons op een pijnlijke manier bewust gemaakt van de knoeierijen en kracht van Kama-Manas in onszelf. De grillen en ongunstige neigingen ervan treden op de voorgrond wanneer de student zich neerzet om De Geheime Leer te lezen en erover na te denken of haar gedetailleerde leringen te bestuderen en te overpeinzen. Dit feit wordt over het algemeen over het hoofd gezien.

Niet alle studenten passen de opmerkingen van de Inleiding, die veelzeggend en belangrijk zijn,  op zichzelf toe:

Iedere lezer zal onvermijdelijk de afgelegde verklaringen beoordelen vanuit het standpunt van zijn eigen kennis, ervaring en bewustzijn, gebaseerd op wat hij al heeft geleerd.[1]

In deze tijd is het actieve centrum van bewustzijn Kama-Manasisch. Het is opgebouwd uit ervaringen die schommelen tussen de paren van tegenstelling – koud en warm, genoegen en pijn, roem en schande. De kennis die zo’n ervaring oplevert is relatief en daardoor onstabiel. Het is echt noodzakelijk dat elke student een poos over zijn eigen “kennis, ervaring en bewustzijn” mediteert, want zo zal hij zichzelf beschermen door vooraf zijn beheptheden en neigingen op te merken. De Geheime Leer is in alle opzichten sui generis. Daarom is het voor de student noodzaak zich te onthouden van argumenteren dat de door HPB gemaakte uiteenzettingen niet in overeenstemming zijn met wat andere mensen hebben gezegd of geschreven, of met zijn eigen ideeën over het onderwerp, of dat ze schijnbaar tegengesteld zijn aan enig aanvaard systeem van denken of filosofie. De student moet ernaar streven zijn denkvermogen tijdens het studeren zoveel mogelijk te bevrijden van alle ideeën die hij kan hebben verkregen door erfelijkheid, via onderricht, via omgeving en via andere ’autoriteiten’. Zijn denkvermogen dient volkomen vrij te worden gemaakt van alle andere gedachten zodat tot de juiste verklaring van de uiteenzettingen van De Geheime Leer kan worden gekomen. Anders bestaat er een voortdurend gevaar dat zijn ideeën even gekleurd worden met vooropgezette meningen als die van zovele vroege studenten van HPB die de occulte beginselen ondergeschikt hebben gemaakt aan de moderne wetenschap of ze hebben verlaagd door ze neer te halen tot het niveau van religieuze overtuigingen.

Welnu, er zijn drie opmerkelijke karakteristieken van Kama-Manas of het Begeerte-Denken. Het is verward, het is verblind, het is wild en dwalend. Hoe krachtig ons Kama-Manas ook is, zo lang het Kama-Manas is, zal het deze drie eigenschappen vertonen. Wanneer de student in aanraking komt met De Geheime Leer, benadert hij die met dit Begeerte-Denken. Dat denkvermogen is verward wat betreft de plaats van zijn eigenaar in het systeem der dingen; is verblind door zijn eigenbelang en dat van zijn eigenaar; in de wereld der dingen vliegt het sneller en sneller van het ene object naar het andere, en van onderwerp naar onderwerp in de wereld der gedachten. Het probeert in werkelijkheid zichzelf te rechtvaardigen in conflict met andere dwalende Begeerte-denkvermogens. Door middel van veroveringen en verliezen, door middel van blijdschap, maar meer nog door middel van lijden, beweegt het langzaam in de richting van één doelstelling: het wordt éénpuntig; het wordt het eens om een nieuw zwaartepunt in te stellen en de gepaste waarneming ervan te ontwikkelen.

Wanneer de student zijn studie van De Geheime Leer begint, sleurt dit Begeerte-Denken hem mee naar de verre velden van speculatie. Dat denkvermogen verheugt zich over haar eigen scheppingen en over het groter worden van zichzelf. Dus de neiging van de student is niet zozeer om te begrijpen wat De Geheime Leer onderwijst, als wel om, door een enkele gedachte getroffen, weg te fladderen op een raakvlak en daarover, uitgaande van zijn ’kennis, ervaring en bewustzijn’, te speculeren. In haar Voorwoord van De Geheime Leer zegt HPB:

De publicatie van veel van de hierin vermelde feiten werd noodzakelijk door de wilde en fantastische speculaties waaraan veel theosofen en onderzoekers van de mystiek zich de laatste jaren hebben overgegeven bij hun streven om, zoals zij dachten, een volledig gedachtestelsel uit te werken op grond van de enkele feiten die hun eerder waren medegedeeld.[2]

Als dit het geval was bij de eerste studenten die HPB zelf omringden, dan moet de huidige generatie van studenten op dezelfde manier, zo niet meer, het risico lopen om zich in dezelfde richting te vergissen. Het is daarom essentieel te leren de neiging te vermijden om wat we lezen overhaast te interpreteren. Een uiteenzetting te begrijpen is heel wat anders dan deze te interpreteren of erover te speculeren. Interpretatie vereist begrijpen. Juiste interpretatie vereist coördinatie van alle fasen en aspecten van de lering.

De neiging tot verwarring toont zich in de even zo haastige poging tot verzoening van dat wat zich toont als botsende of tegenstrijdige uiteenzettingen van leringen. Het toont zich ook in het onderscheid dat we maken ten gunste van een bepaalde reeks van ideeën en leringen omdat ze beantwoorden aan onze eigen  interpretatie ervan, tegenover  andere die we afdoen als onbelangrijk en zelfs als onjuist. Wat betreft de tweede neiging van het Begeerte-Denken die dweept zo egoïstisch met zichzelf en zijn verrichtingen dat hetgeen het niet begrijpt, wordt beschouwd als vol gebreken – “ik zie het niet op die manier, daarom moet het verkeerd zijn”.

Een vastberaden en voortdurende toepassing bij het begrijpen van enkele metafysische ideeën die fundamenteel en voorbereidend zijn, is essentieel; want zo zullen we gestaag groeien. “Ware kennis komt langzaam en wordt niet gemakkelijk verworven”, zegt HPB, en de Bhagavad-Gita: “Er is geen louteraar in deze wereld te vergelijken met geestelijke kennis, en hij die in devotie vervolmaakt is, bemerkt dat na verloop van tijd geestelijke kennis spontaan in hem opkomt”.[1]

Juist begrijpen zuivert het Begeerte-Denken; het inzicht in universele principes maakt het geleidelijk zuiver door deze drie neigingen uit te roeien. Dan begint Manas of het Denkvermogen [Mind], wanneer het in zijn eigen centrum (juiste concentratie) is gekomen, zichzelf te zien in het licht van de filosofie. De student kan nu zijn eigen “kennis, ervaring en bewustzijn” onderzoeken met betrekking tot die grondstellingen. Maanden, nee jaren, moeten verlopen voordat zo’n inzicht en onderzoek die onthechting van en in het denkvermogen openbaart die aan de student onthult dat hijzelf en de Wetenschap niet verschillend zijn, maar dat de twee één zijn. Hij ziet zijn eigen levensproblemen en levenshandelingen gereflecteerd in de Wijsheid, en het licht van de Wijsheid wordt voortdurend in hemzelf opnieuw voortgebracht. Het is om deze reden en met dit voor ogen dat in de tweede reeks nadruk werd gelegd op het altruïsme van De Geheime Leer

In onze ononderbroken zoektocht naar Wijsheid dienen we stevig het welomschreven idee vast te houden dat De Geheime Leer “werd geschreven om de onderzoekers van het occultisme te instrueren”[2] – daarbij niet vergetend dat dit evenzeer waar is voor alle andere geschriften van HPB.

Veel studenten vinden het vanzelfsprekend dat er in De Geheime Leer onder een hoop rommel een aantal juwelen is begraven die hun intelligentie en scherpzinnigheid aan het licht zal moeten brengen. Sommigen eigenen zich het vermogen toe te concluderen dat deze delen HPB’s wonderlijke omvang van een lange aaneenschakeling van kennis tonen waarbij we de vele detailfouten in onze bewondering maar over het hoofd moeten zien.  Net zo arrogant menen sommigen dat enige onschatbare informatie over een groot aantal varia met zorg en tact uit het boek kan worden verzameld. Ze zeggen dat De Geheime Leer geen verhandeling over occulte filosofie en wetenschap is, maar louter een naslagwerk. Dan is er een klasse van ’intelligentsia’ die ernaar streven rechtvaardiging te vinden voor hun eigen geliefkoosde theorieën en begrippen. Hun verlangen is om van HPB bevestiging te verkrijgen voor moderne wetenschap en filosofie, voor hedendaagse overtuigingen en geschikte godsdiensten. Al zulke Kama-Manasische studenten als deze zullen slechts weinig profijt halen uit het werk.

Deze studenten hebben, vaak voor henzelf onbewust, de waarde van de inhoud beoordeeld uitgaande van hun eigen ’kennis, ervaring en bewustzijn’. In deze tijd van zelfzucht en eigenwaan overmeesteren deze krachten de menselijke natuur dermate dat velen niet merken dat ze egocentrisch en zelfingenomen zijn.

Die student van wie het Kama-Manas door vroegere inspanningen, in dit of andere levens, werd gezuiverd, van wie de denkwijze vurig gericht is op het verkrijgen van de wijsheid vanwege die wijsheid zelf, die naar antwoorden zoekt voor zijn onopgeloste problemen, en van wie de oprechtheid waarachtig is, toont al vroeg een heel andere houding in zijn contact met De Geheime Leer. Een zorgvuldig onderzoek van de Inhoudstafel en de structuur van het boek, een enkele gedachte die wordt besteed aan het Voorwoord, de Inleiding, de Proloog van het eerste deel en de Inleidende Opmerkingen van het tweede deel, en een vergelijking hiervan met de Inhoudstafel van de twee delen van Isis Ontsluierd, samen met wat in de Voorwoorden daarvan werd geschreven, zal hem ervan overtuigen dat in de geschriften van H.P. Blavatsky er een volheid, nee een volledigheid bestaat die uniek is; dat haar boeken niet zoals andere boeken zijn. Meer van deze zorgvuldige studie in een waarlijk eerbiedige houding en er daagt in zijn denkvermogen het idee dat in haar geschriften het einde van kennis wordt bereikt. Het proces wordt volgehouden en de zon van zijn ideatie bereikt het zenit van overtuigdheid. Niet alleen wordt het einde van kennis bereikt in deze delen, maar ze wordt bewezen en is daarom bewijsbare kennis. Zoals de heer William Q. Judge terecht naar voren brengt in The Path van maart 1892, blz.  382:

Als er enig gezag karakteristiek is voor De Geheime Leer, dan moet die binnenin worden gezocht en niet uiterlijk.  Het dient te berusten op de uitvoerigheid, de volledigheid, de continuïteit en redelijkheid ervan; met andere woorden, op haar filosofische synthese, iets wat evenzeer door de oppervlakkige en de tegendraadse, als door de trage, de bijgelovige en de dogmaticus wordt gemist.

Het einde van kennis! Het is een haast ondenkbaar concept. Toch is de uitdrukking een aloude in de geschiedenis van het menselijk denken. Vedanta betekent het einde van kennis. Het is noodzakelijk om een duidelijke glimp op te vangen van dit idee van een voltooid en geordend systeem van kennis dat ons informeert over het ontstaan, de evolutie, dood en geboorte van de kosmos - waarvan de mens en al het andere een deel is. Deze kennis is gebaseerd op de proefneming en verwezenlijking van een groot aantal volledig geschoolde individuen, uitgerust met betrouwbare apparatuur en methoden in het domein van bewustzijn – dat is het beeld dat we ons steeds voor ogen moeten houden.

Vedanta betekent dat er wezens zijn die kennis hebben gesystematiseerd en alle onderdelen en feiten ervan hebben geordend. Van de oudste tijden af worden dergelijke Optekenaars in elke voorstelling van de Theosofie erkend. Dit werd in onze vorige Studies aangetoond. Er werd ook aangegeven hoe dergelijke Optekenaars in een positie zijn om te bevestigen dat er voor hen niets te leren overblijft aangaande principes en grondstellingen van de evolutie van atomen, planeten, zonnestelsels, kosmos, als een steeds bewegende LEVENS-impuls, waarin eeuwig verandering plaatsvindt maar dat in Zichzelf niet verandert.

In het oude India werden zulke Optekenaars Siddhas genoemd – mensen die voor zichzelf de waarheden van Vedanta hadden bewezen. Tussen een Vedantijn en een Siddha is er een reusachtig verschil. Eerstgenoemde erkent de feiten van het Eeuwige Stelsel van Kennis door een intellectueel proces dat vergelijkend en contrasterend de verschijnselen van het universum beschouwt.  Door middel van de hoogte van bergen ziet hij de diepte van valleien; door de lengte van de schaduwen schat hij de positie van de baan van het licht aan de hemel; door de worstelingen van en in het lager zelf is hij in staat het bestaan van het Hoger Zelf aan te voeren. Maar zijn kennis is tot dusver een intellectueel herkennen van de feiten, waarvan het grootste deel nog door hemzelf aan hemzelf dient te worden bewezen – en nog dient te worden gerealiseerd. Maar een Siddha ziet de miljoenen dingen van het waarneembare universum met het Ene Doelbewuste Oog van Waarheid dat de gemeenschappelijke oorsprong kent van bergen en dalen, van licht en schaduw, van ziel en lichaam, en hoe het komt dat ze worden wat ze zijn en waar ze zijn. Bij hem is het niet langer een kwestie van intellectuele herkenning, maar van een strikt persoonlijke, uit de eerste hand verworven, geestelijke realisatie.

Onze student van De Geheime Leer dient tot het inzicht te komen dat de leringen van HPB niet het resultaat zijn van de uiterlijke studie van de Vedanta, maar van de innerlijke realisatie van Siddhanta. Het is:

[...] de wijsheid die door de ‘Goddelijken’ – geboren door de Kriyasakti-vermogens van het Derde Ras voor zijn Val en Scheiding in geslachten – werd medegedeeld aan de adepten van het vroege Vierde Ras, [die] in al haar oorspronkelijke zuiverheid bij een bepaalde Broederschap bewaard is gebleven. Omdat de genoemde School of Broederschap nauw is verbonden met een bepaald eiland van een binnenzee, waarin zowel Hindoes als Boeddhisten geloven, maar die door geografen en oriëntalisten een ‘mythe’ wordt genoemd, is diegene het wijst die er het minst over spreekt.”[5]

Verder wordt verklaard dat:

De Geheime Leer zegt dat de kunsten, wetenschappen, theologie en vooral de filosofie van alle volkeren die voorafgingen aan de laatste algemeen bekende, maar niet algemene zondvloed, ideografisch waren vastgelegd uit de eerste mondelinge overleveringen van het Vierde Ras, en dat deze door dit Ras waren geërfd van het vroege Derde Wortelras voor de allegorische Val.[6]

Tenzij de student door herhaalde studie en aanhoudende contemplatie tot de conclusie komt dat De Geheime Leer een fragment van Siddhanta is – dat er daarom noch fouten noch vergissingen, noch overbodige rommel of vreemde tegenstrijdigheden in staan, maar dat alles opzettelijk en doelbewust is samengesteld – zal hij in het duister tasten. Deze houding ten aanzien van de inhoud van het boek is essentieel als uit de studie ervan echt profijt moet worden gehaald. Hij moet tot de erkenning van dit overweldigend feit komen: elke planeet en elk mineraal die in de ruimte of binnenin de aarde bestaan was duizenden jaren geleden bekend en opgetekend in de boeken van de Siddhas, en dat deze heilige Optekeningen het vertrouwen waard zijn. De Geheime Leer bevat volledige informatie over elk denkbaar onderwerp dat nodig is voor de ontwikkeling van de mens persoonlijk en van de mensheid in zijn geheel. Eenmaal bereikt is het deze houding die het denkvermogen transformeert en het de toon geeft om de Boodschap werkelijk te begrijpen.

                                                                                                                                  B.P.Wadia


[1] H.P. Blavatsky, De Geheime Leer, deel I, Eng. p. xlvi.

[2] Idem, deel I, Eng. p. viii

[3] De Bhagavad-Gita, hoofdstuk 4, vers 38

[4] De Geheime Leer, deel I, Eng. p. 23

[5] Idem, deel II, Eng. p. 636-637

[6] Idem, deel II, Eng. p. 530