De Wereld van de Archetypen

Dit artikel is een vertaling van het vierde hoofdstuk van het boek Studies in The Secret Doctrine (Book I) van B.P. Wadia (The Theosophy Company, Bombay, 1961, herdruk in 1976).

Net als in het vorige deel wordt ook in dit deel onderzocht wat het verschil is tussen absolute en relatieve kennis.

Wadia maakt duidelijk dat absolute kennis die vorm van kennis (gnosis) betreft die ons een volstrekt objectief en in die zin ‘absoluut’ inzicht geeft over hoe de dingen werkelijk zijn.

Absolute kennis is dus kennis van de noumena, de voortbrengende en onvergankelijke ideeën achter de dingen, terwijl relatieve kennis – of deze nu filosofisch, religieus of wetenschappelijk is gemotiveerd - alleen in staat is de wereld van verschijnselen of fenomena in kaart te brengen.

Beide vormen van kennis verschillen dus niet qua graad, maar qua aard van elkaar – relatieve kennis kan dan ook nooit gradueel overgaan in absolute kennis - en hebben daarom hun eigen inhoud en waarde. Daarnaast bespreekt Wadia de dubbele betekenis van het begrip ‘de wereld van de archetypen’.

 

Enerzijds wordt hiermee, zoals bij Plato, die oorspronkelijke wereld van vormloze noumena bedoeld, maar anderzijds wordt dit begrip ook gebruikt als een synoniem voor een vormgebied van prototypen of patronen die model staan voor de astrale en uiteindelijk stoffelijke verschijningsvormen.

In die tweede betekenis is ‘de wereld van de archetypen’ dus helemaal niet zo primair of oorspronkelijk, maar is het eigenlijk evenzeer een wereld van verschijnselen, zij het veel subtieler dan de wereld van zichtbare materie. Wadia wijst erop dat voor een juist begrip van De Geheime Leer het belangrijk is dat de student zich van al die begrippen een min of meer duidelijk beeld vormt. Het diagram op Engelse pagina 200 van deel I van De Geheime Leer kan daarbij een hulp zijn.

 

We hebben al meer dan één verwijzing gemaakt naar absoluutheid van kennis, onderscheiden van de relativiteit ervan. Het Absolute als een grondbeginsel, als een vaststaand principe, blijft in de westerse metafysica en filosofie nog een onopgelost raadsel.

Als een voorvoegsel wordt ‘absoluut’ gebruikt om dat aspect aan te duiden dat anders is dan alles wat met de term ’relativiteit’ wordt aangeduid, maar zelfs dan is de aard van de verschillen meer dan alleen maar een kwestie van woorden. Onze tijd is niet filosofisch, en gewone mensen zijn geneigd om begrippen en uitdrukkingen in het wilde weg te hanteren, en zo wordt de verwarring in het debat nog meer verward.

 

Als uitdrukking zal ’absolute kennis’ studenten stellig verwarren. In de Geheime Leer wordt de term Absolute gebruikt als een fundamenteel beginsel dat boven alle paren van tegenstellingen staat en geen deel is van welk paar dan ook. Het is noch rust noch beweging, noch licht noch duisternis, noch geest noch stof, noch zijn noch niet-zijn.

Het is daarom noch kennis noch onwetendheid. Zoals het Commentaar duidelijk aantoont:

 

“Het Absolute kan niet worden omschreven en geen sterfelijk of onsterfelijk wezen heeft het tijdens de perioden van bestaan ooit gezien of begrepen. Het veranderlijke kan het onveranderlijke niet kennen en evenmin kan het levende het absolute leven waarnemen.”1

 

Daarom, wanneer we over absolute kennis spreken, bedoelen we niet kennis van of over het Absolute, evenmin bedoelen we de kennis die in het Absolute verborgen ligt; ook niet kennis die Absolute Zijnheid is. Over die Absolute-Zijnheid-kennis-onwetendheid is het zinloos te spreken; daarvan “keert alle spreken vanuit het denken zich af, onmogelijk om het te bereiken” zoals de Taittiriya Upanishad het zegt; al hetgeen we van Dat kunnen zeggen is, “Naiti, naiti”, “niet dit, noch dat” -

 

“Wie vraagt, dwaalt

Wie antwoord, dwaalt. Zeg niets!”

 

De Geheime Leer aanvaardt de relativiteit van het universum van verschijnselen:

 

“ Alles is relatief in dit heelal, alles is een illusie. Maar de ervaringen op een of ander gebied zijn een werkelijkheid voor de waarnemer van wie het bewustzijn zich op dat gebied bevindt; hoewel men zich kan voorstellen dat deze ervaringen, gezien vanuit het zuiver metafysische standpunt, geen objectieve werkelijkheid hebben. De esoterische leringen moeten echter geen strijd voeren tegen de metafysici, maar tegen de fysici en materialisten.”2

 

Dit universum van verschijnselen, illusies, maya, is het universum van relativiteit. Wiskundigen en metafysici echter poneren een universum anders dan en voorbij het relatieve, en het is dat wat door Theosofische studenten soms voor het Absolute van de Geheime Leer wordt gehouden.

Dit andere universum, tegengesteld aan en verschillend van dat van de relativiteit, is de wereld van de noumena, van de eenheid van ideeën, van de dingen-op-zichzelf waarover we eerder hebben gesproken.3 Het Absolute is echter niet het universum van de noumena, noch een deel ervan, ook is Het niet het universum van verschijnselen, noch een deel ervan; DAT is boven en voorbij en achter absoluutheid en relativiteit van kennis, van ethica en van al het andere.

De werelden van noumena en van verschijnselen vormen een paar zoals geest-stof, licht-duisternis, dag-nacht, rust-beweging, oorzaak-gevolg en alle andere paren, en ze zijn aspecten of fasen van manifestatie die het ons mogelijk maken de Absolute Zijnheid te poneren.

Kennis-onwetendheid is ook zo’n paar.

In de toestand van pralaya: “WAREN DE ZEVEN WEGEN TOT GELUKZALIGHEID NIET”4 en “DE ZEVEN VERHEVEN HEREN EN DE ZEVEN WAARHEDEN HADDEN OPGEHOUDEN TE BESTAAN”5; bij de dageraad van Manvantara nemen de “OORSPRONKELIJKE ZEVEN, DE EERSTE ZEVEN ADEMTOCHTEN VAN DE DRAAK VAN WIJSHEID”6 hun plaats in de manifestatie in. Zo wordt kennis als een werkzame factor in de manvantarische manifestatie en pralayische rust door De Geheime Leer erkend.

 

We moeten duidelijk zijn bij onze vaststelling van het feit dat absoluutheid van kennis niet kennis van het Absolute is. De absoluutheid van kennis waarover wordt gesproken in de moderne filosofie en metafysica (bijvoorbeeld de ‘absolute ethica’ van Herbert Spencer in zijn “Data of Ethics”) betreft niet het Absolute van De Geheime Leer. Absoluutheid van kennis is wat in De Geheime Leer wordt omschreven als Dzyu en “Dzyu-mi, haar antithese, betreft alleen illusies en valse schijn”7; dat is wat we als relatieve kennis aanduiden.

Bij onze beschouwing van het tweevoudig aspect van kennis verwezen we naar de wereld van eenheid van Pythagoras, naar die van de ideeën van Plato en naar die van de dingen-op-zichzelf van Kant.8

Uit de aard der zaak houdt relativiteit van kennis een veelvoud van werelden in waarvan de moderne filosofie er twee accepteert, indien niet met het doel van praktische toepassing, dan tenminste voor die van overpeinzing en debat. Dit zijn de werelden van (1) de zintuigen en zintuiglijke indrukken, en (2) van het denkvermogen en het begrip.

 

De onderlinge relaties tussen deze twee werelden – waarvan de ene het leven schonk aan de andere, die van meer waarde is voor de vooruitgang van kennis, de processen van ervaring, de groei in leren, enzovoort – zijn alle onderwerpen van vitaal belang; maar terwijl deze problemen worden besproken en de werelden van zintuiglijke en gedachteverschijnselen worden onderzocht, heeft de wereld van noumena voor zowel de wetenschapper als de filosoof opgehouden te bestaan, voor zover het praktische toepassing betreft.

 

We moeten het aan hen overlaten hun verschillen bij te leggen omtrent de relatieve waarden van zintuigen en de rede. In hun exacte wijsheid zijn ze zelfs niet in de buurt gekomen van het punt dat de stoïcijnen hadden bereikt toen Carneades hen met zijn aanhoudende kritiek aanviel.

 

Bij het vaststellen van de criteria van kennis vergaten de stoïcijnen en hun tegenstanders soms de wereld van noumena en veel vaker nog begrepen ze die verkeerd. Wat vierentwintig eeuwen geleden al het geval was, geldt nu opnieuw en het bereikte dieptepunt is nog veel groter geworden; zo verloopt de mysterieuze terugkeer van ideeën in beschavingen, vooral in onze Kali Yuga.

Als mensen naar de aarde terugkeren, worden ze vergezeld van hun ideeën en argumenten. En zo gaan ze steeds weer van de wereld van relativiteit naar de wereld van relativiteit.

 

Laten we nu terugkeren naar de absoluutheid van kennis en de wereld van noumena. Pythagoras kwam tot het idee van de eenheid achter verscheidenheid en de kennis van deze eenheid was het doel van diegenen die door zijn wijsheid werden geleid.

 

N a hem beschreef Plato de wereld van ideeën waaruit alle vormen voortkomen. Deze twee, zo wordt ons meegedeeld, waren ingewijd in de ’waarnemingsmysteriën’ en terwijl de invloed van de eerstgenoemde op de Europese beschaving niet zo goed bekend is als die van Plato, mogen we het feit dat Pythagoras de vader van het Europese esoterisme is niet over het hoofd zien.

De diepzinnige metafysica, de filosofie der getallen, de wetenschap van muziek en vormen, de symboliek van deugden, krachten en goden die Pythagoras onderwees in de stilte van het heiligdom zijn uiteraard aan de aandacht ontsnapt van het concrete denken van het ras waartoe wij behoren.

Gelukkig voor het Westen deelt Plato niet hetzelfde lot en zijn invloed op de Europese beschaving is niet alleen reusachtig en blijvend geweest, maar kan ook worden teruggevonden en herkend.

 

“Van Plato komen alle dingen die onder denkers nog steeds worden beschreven en besproken”, schreef Emerson, een intuïtieve ziener die sterk werd beïnvloed door het Aziatische en vooral het Indiase denken. Kants wereld van de dingen-op-zichzelf, Spencers absolute ethica onderscheiden van relatieve ethica, zijn het resultaat van de invloed die de ideeën van Plato uitoefenden en nog blijven uitoefenen op het moderne denken:

“Voor de oude Griekse wijze [Plato] was er een enkel doel te bereiken: WERKELIJKE KENNIS. Hij beschouwde alleen diegenen als ware filosofen of studenten van de waarheid, die de kennis van het werkelijk-bestaande bezitten in tegenstelling tot de loutere objecten van waarneming; van het altijd-bestaande in tegenstelling tot het vergankelijke en van dat wat altijd bestaat in tegenstelling tot dat wat groeit, verbleekt en afwisselend wordt ontwikkeld en vernietigd.”9

De Geheime Leer leert dat alle verschijnselen hun oorsprong vinden in de noumena. Elk verschijnsel heeft zijn noumenale tegenhanger. De hele fenomenale wereld is een weerspiegeling van de noumenale wereld. De wereld van de noumena is de wereld van de pythagorische eenheid die ten grondslag ligt aan alle verscheidenheid van de werelden van verschijnselen. Het is de wereld van de platonische ideeën waaruit alle vormen in de werelden van verschijnselen voortkomen. Het is de wereld van Kants dingen-op-zichzelf die de wereld van de dingen-zoals-ze-schijnen mogelijk maakt.

 

De kennis van deze wereld van noumena is de absolute kennis waarnaar hierboven verwezen wordt en die in De Geheime Leer als Dzyu wordt besproken. De kennis van de wereld der verschijnselen is relatief en er wordt over gesproken als Dzyu-mi in De Geheime Leer. We willen de wereld van het werkelijke, de wereld van Dzyu begrijpen.

De Theosofische leringen over gebieden, werelden, bollen en sferen zijn vaak verkeerd begrepen. Neigingen veroorzaakt door theologische overtuigingen en geloof zijn in de meesten van ons ingeworteld en deze kleuren, onbewust voor onszelf, onze verbeeldingskracht, ons beeldenvormend vermogen, die een hulp is bij het begrijpen van Theosofische waarheden over werelden – fysiek, psychisch, spiritueel. We zijn snel geneigd om ons de hel onder onze voeten en de hemel aan de andere zijde van de blauwe lucht voor te stellen hoewel we ze kama-loka en devachan noemen.

Onze theologische en Theosofische aardrijkskunde worden zo door elkaar gehaald. Daarnaast vaccineert wetenschappelijke opvoeding ons met het serum van het materialisme en hoewel we het niet weten, hebben we een sterke neiging in de richting van het verstoffelijken van Theosofische leringen, zodat we “de betekenis ervan kunnen aanvoelen” zoals mensen vaak plegen te zeggen. Metafysische concepten kunnen niet worden aangevoeld. Evenmin kunnen ze met een telescoop of microscoop worden gezien; ze dienen in de schoot van het denkvermogen te worden geconcipieerd en wat is ontvangen moet worden overdacht.

Het zich voorstellen van waarheden gevolgd door een overpeinzing ervan zijn twee duidelijke stappen in het proces van het begrijpen van Theosofische leringen. Het zich voorstellen is een proces dat de denker en zijn denkinstrument, de mens en zijn denkvermogen insluit en het brengt een bepaalde relatie tussen hen tot stand. Het zich voorstellen vindt plaats in de schoot van het denkvermogen en de overpeinzing is de bezielende kracht van de mens zelf die datgene wat wordt geconcipieerd, voedt en onderhoudt.

We vonden het nodig een beetje uit te wijden en hiernaar te verwijzen omdat we ons bewust zijn van de moeilijkheid op de weg van de ernstige bestudeerder van De Geheime Leer.

Haar leringen kunnen niet worden aangevoeld – dat wil zeggen: als dat deel van onze hersenhelft dat leert door indrukken van buitenaf en dat door zijn vermogen deze indrukken te ordenen daaruit betekenis haalt, wordt gebruikt om waarheden uit de Geheime Leer te bevatten, dan zal het die beslist verstoffelijken en zo vertekenen. Veel zogenaamde Theosofische leringen zijn zulke verstoffelijkingen en dan ook nog zeer vervormd.

In het geval van werelden en gebieden, bollen en bollenketens, hebben zulke verstoffelijkingen, met theologische complexen vermengd, geleid tot uitgemeten en in kaart gebrachte, gedetailleerd beschreven aardrijkskundige locaties waarvan de bewoners, gerangschikt naar de kleur van hun astrale huid (aura’s genaamd), leven in het vagevuur of het paradijs. De metafysische concepten van toestanden van bewustzijn en de subjectieve processen die daarin plaatsvinden worden verkeerd begrepen en foutief uitgelegd.

 

Laten we niet vergeten dat datgene wat ons van fysieke stof naar boven-fysieke stof brengt niet het pad van Wijsheid is, maar alleen datgene wat ons van stof naar geest, van vorm naar leven, van bewustzijn naar zelfbewustzijn, en van zelfbewustzijn naar Al-Zelfbewustzijn brengt.

Laten we met deze noodzakelijke waarschuwing voor ogen verdergaan met onze studie.

 

Er zijn twee werelden – de wereld van de noumena en die van de verschijnselen. Sinds mensenheugenis hebben theologen, wetenschappers en filosofen ze gerangschikt en op vele manieren uitgelegd, soms juist, maar vaker verkeerd. Mystici, occultisten en theosofen van alle tijden en iedere streek hebben hun mysterie opgelost en hebben in parabels en via zinnebeelden en symbolen hen die oprecht waren in hart en denken onderwezen.

 

Het principe dat aan deze lering ten grondslag ligt, is duidelijk uiteengezet in het volgende:

 

“Twee tegengestelde Krachten […] brengen de Kosmos van het gebied van het Eeuwige Ideële over naar dat van de eindige manifestatie, of van het Noumenale naar het fenomenale gebied. Alles wat is, was, en zal zijn, IS eeuwig, zelfs de ontelbare vormen, die alleen eindig en vergankelijk zijn in hun objectieve, maar niet in hun ideële vorm. Ze bestonden als Ideeën in de Eeuwigheid, en wanneer ze heengaan, zullen ze als weerspiegelingen blijven bestaan.”10

 

Een voetnoot bij het bovenstaande zegt:

“ Het Occultisme leert dat er geen vorm aan iets kan worden gegeven, hetzij door de natuur of door de mens, waarvan het ideële type niet al op het subjectieve gebied bestaat. Meer dan dit: dat er onmogelijk zo'n vorm of gestalte in het bewustzijn van de mens kan opkomen, of zich in zijn verbeelding kan ontwikkelen, zonder dat hiervan een oervorm of tenminste een benadering bestaat.”11

 

Welnu, Theosofie of de wijsheidsreligie heeft de wereld van verschijnselen in zeven onderdelen verdeeld waarvan elk een tegenhanger-weerspiegeling is van de wereld van noumena. Deze zeven onderverdelingen zijn verder in zeven verdeeld in vrijwel oneindige richtingen. Laat de student zich niet van de wijs brengen door de voorstelling in DeGeheime Leer van rangschikkingen die anders dan zevenvoudig zijn.

Terwijl het boek de nadruk legt op en trouw blijft aan het zevenvoudig schema van manifestatie en evolutie, onderzoekt het ook andere schema's en systemen, wijst het op hun fouten of hun verdiensten en ontsluiert het waarheden, halve waarheden en onwaarheden.

 

De wereld van de noumena kan worden beschreven als het subjectieve aspect van de wereld van verschijnselen die objectief is. Het belangrijkste kenmerk van eerstgenoemde is zijn primaire en fundamentele eenheid, terwijl verscheidenheid dat van laatstgenoemde is. Veel gelijksoortige zaken zijn weerspiegelingen van hetzelfde wezen, net zoals vele gedachten voortvloeien uit één enkele ideatie.

 

Deze twee werelden zijn geen aardrijkskundige gebieden, waarbij het ene binnenin of bovenop het andere ligt. Een onbeduidend lijkende maar belangrijke voetnoot zegt:

 

“Als een wereld ’hoger’ wordt genoemd, is dit niet wegens haar ligging, maar omdat zij hoger staat wat betreft eigenschappen of in essentie. Toch wordt zo'n wereld door niet-ingewijden in het algemeen opgevat als ‘de Hemel’, en boven onze hoofden gedacht.”12

 

De wereld van de noumena, van eenheid, van ideeën, van dingen-op-zichzelf en die van verschijnselen, verscheidenheid, vormen en dingen, zijn als geest-stof: laatstgenoemde bestaat niet zonder eerstgenoemde. Zelfs een korte beschouwing over het volgende fragment zal de ware samenhang die tussen hen beide bestaat onthullen:

 

“Het levensbeginsel, of de levensenergie, dat alomtegenwoordig, eeuwig en onvernietigbaar is, is als noumenon een kracht en een BEGINSEL, maar als verschijnsel bestaat het uit atomen. Het is een en hetzelfde, en ze kunnen niet als gescheiden worden beschouwd, behalve in het materialisme.”13

Er zijn twee toestanden of stadia in elk punt van de ruimte en in elke seconde van tijd door de manifestatie heen en ze worden aangeduid als werelden. De uitdrukking ‘gebied’ is vaak verkeerd gebruikt en de indruk wordt gewekt en door velen aanvaard dat een gebied een stoffelijke locatie is terwijl het eerlijk gezegd een bewustzijnstoestand is.

Als we deze verklaring in ons achterhoofd houden, zal de werkelijke betekenis van de twee werelden van noumena en verschijnselen duidelijk worden. Het bereiken van of leven in de wereld van de noumena is daarom een toestand van bewustzijn die moet worden gerealiseerd, en geen beweging in de stof. Deze twee toestanden – noumenaal en fenomenaal – zijn overal in de tijd aanwezig.

Net zoals over het Absolute soms wordt gesproken als de wereld van het Absolute, om zo iets duidelijk te maken, zo wordt ook de wereld van de oorspronkelijke subjectieve differentiatie beschreven als de archetypische wereld waarin en waaruit alle wezens en alle dingen worden gevormd.

 

Er bestaat in het denken van veel studenten enige verwarring omdat er over de wereld van de noumena soms wordt gesproken als de archetypische wereld. Die uitdrukking wordt in meer dan een betekenis gebruikt en het is nodig bij de voortzetting van onze studie ons denken van die verwarring te ontdoen.

 

 

De archetypische wereld is een uitdrukking uit de platonische filosofie: het is de wereld zoals die bestaat in het denkvermogen van de Godheid.14 De wereld, het denkvermogen en de Godheid zijn verschillende aspecten van een en hetzelfde substantie-beginsel. De Godheid concipieert in Zijn denkvermogen een wereld door Zichzelf daarin te weerspiegelen.

De Godheid is de schepper, Zijn denkvermogen is de behouder, de onderhouder, de behoeder van ideeën of archetypen, die objectief zijn (of een wereld) voor hun schepper. Dit denkvermogen van de Godheid, dat in zijn omhelzing de ideeën vasthoudt, is de eerste moeder – de oorspronkelijke baarmoeder, waarin de vader de zoon of de wereld verwekt.

De zoon draagt de vader-moeder in zich; de moeder heeft in haar baarmoeder de vader-zoon; de vader heeft in zijn verbeeldingskracht de moeder-zoon. De wereld draagt de Godheid en Zijn denkvermogen in zich; het denkvermogen heeft in zijn baarmoeder de Godheid en de wereld; de Godheid heeft in Zijn verbeeldingskracht Zijn Denkvermogen en wereld. De archetypische wereld is de wereld waarin de drie stadia of toestanden of gebieden verschijnen en nog steeds één zijn.

 

Een kleine waarschuwing en verklaring over het woord denkvermogen in de uitdrukking: “de wereld zoals die bestond in het denkvermogen van de Godheid”: Elders, bijvoorbeeld in een van de belangrijkste passages in deel I, Eng. p. 328, wordt een afwijkende terminologie gebruikt.15 Terloops kunnen we nog opmerken dat kosmische verbeeldingskracht, kosmische energie en kosmische substantie overeenkomen met Godheid, denkvermogen en wereld van de eveneens belangrijke voetnoot op Engelse pagina 200 van deel I.

 

Deze wereld in het denkvermogen van de Godheid, deze kosmische substantie die wordt belevendigd door kosmische ideatie, is de wereld van de noumena waarin de wereld van verschijnselen in hun abstracte en archetypische aspecten berust.

 

In Shankara's metafysisch systeem zijn Ishvara, Shakti en Maya respectievelijk de Godheid-vader, denkvermogen-moeder en wereld-zoon.

Daar onze Theosofische studenten meer vertrouwd zijn met de Gita willen we hun aandacht vestigen op het zevende hoofdstuk waar Sri Krishna (Godheid-vader-Ishvara) spreekt over Zijn tweevoudige aard - lager en hoger - en laatstgenoemde omschrijft als de “baarmoeder” waarin “de schepping ontstaat” (denkvermogen-moeder-Shakti) en het lagere als de bron van materie (wereld-zoon-Maya). Dit laatste is Mulaprakriti zoals het hogere (denkvermogen-Shakti) “Daiviprakriti, het licht van de Logos” is waarover De Geheime Leer op vele plaatsen spreekt. Het is ook fohat en de vrouwelijke kant van de manifestatie, de maagd die moeder wordt en toch maagd blijft.

 

Het is Sophia gehuwd met Theo, Bodhi gehuwd met Bodha, waarvan de zoon de Christus en de Boeddha, de gezalfde en de verlichte is. Deze uitweiding was nodig bij onze poging aan te tonen hoe de wereld van de noumena – archetypen – de wereld is van absolute kennis en het stelt ons in staat de logische conclusie te trekken dat de wereld van verschijnselen [slechts] kennis verschaft die relatief is.

 

We hoeven hier geen poging te doen de oorsprong van deze wereld of toestand te verklaren of te bespreken, noch om een vergelijking en onderscheid te maken tussen de eerste, of de wereld van het Absolute en de tweede of archetypische wereld.

We moeten het aan de student overlaten om de leringen te bestuderen en het beeld te zien dat tevoorschijn komt uit het diagram en de beschrijving op Engelse pagina 200 van deel I. Het is voldoende om erop te wijzen dat de in het diagram genoemde archetypische wereld niet de wereld van de noumena is -hetgeen de archetypen zijn waarover we zonet hebben gesproken. Die wereld16 is immers de tweede van “de drie hogere gebieden van de zevenvoudige kosmos”; en dit brengt ons tot de tweede betekenis van de uitdrukking ‘archetypische wereld’.

GEHEIME LEER I pagina 200

 

De bouwers bouwen modellen volgens de patronen in het denkvermogen van de Godheid. De wereld van modellen is dan ook de voorbeeldwereld; hij is samengesteld uit modellen en is op zichzelf het model van opeenvolgende werelden waarin of waarop vormen modellen opvolgen. Deze voorbeeldwereld wordt de archetypische wereld genoemd en alle modellen daarop of daarin worden archetypen genoemd. Dezelfde hierboven aangehaalde voetnoot spreekt van “een wereld die gemaakt was als een eerste model, die wordt gevolgd en verbeterd door de stoffelijke werelden die erna komen – hoewel deze minder zuiver worden.”17

 

Het diagram op dezelfde Engelse pagina 200 duidt de positie van deze archetypische wereld aan.

De relatie die er tussen deze twee werelden bestaat, waarvan we de eerste de noumenale wereld zullen noemen en de tweede de archetypische wereld zal voor de oplettende student duidelijk worden uit de volgende passages:

“Want zodra de DUISTERNIS – of liever wat ‘duisternis' is voor de onwetenden – is verdwenen in haar eigen rijk van eeuwig Licht en slechts haar goddelijke gemanifesteerde ideatie achterlaat, wordt het verstand van de scheppende Logoi geopend, en zij zien in de ideële wereld (die tot nu toe was verborgen in de goddelijke gedachte) de archetypische vormen van alles.

 

Door het kopiëren en uitbouwen of vervormen daarvan verkrijgen ze dan vergankelijke en transcendente vormen. In dit stadium van actie is de Demiurg nog niet de Architect. Geboren in de schemering van de handeling moet hij eerst het plan waarnemen, om goed de ideële vormen te zien die liggen begraven in de schoot van de Eeuwige Ideatie, zoals de toekomstige lotusbladeren, de onbevlekte bloembladen, zijn verborgen in het zaad van die plant...”18

 

Velen zullen alles wat gezegd is wellicht lezen met een houding van abstractie en de noumena en archetypen als koud en afstandelijk beschouwen en als duistere metafysische concepten, buiten het bereik van hun sterfelijke brein. Laten we proberen ze te bezielen en ze levend te maken.

 

Er wordt gezegd “zo boven, zo beneden” en een gebruik van dit axioma zou bij de studie van ons onderwerp tot voordeel strekken. Ideeën in de archetypische gebieden brengen in de concrete werelden idolen voort. Tafels worden op aarde gezien en gebruikt omdat tafelvormigheid als archetypische tegenhanger bestaat.

Manifestaties op dit gebied zijn weerspiegelingen van hun archetypen op een subtieler gebied.

 

Zelfmoorden en moorden op het fysieke gebied zijn een verzinnebeelding van die op hogere gebieden waarmee ‘verloren zielen’ zijn verbonden; moederliefde symboliseert de mededogende liefde van de groten voor het kindmensheid; echtelijke liefde vertegenwoordigt de verbintenis tussen de lagere en hogere zelven; dag en nacht refereren aan manvantara en pralaya; geboorte en dood wijzen op manifestatie en desintegratie van atomen en systemen;

de aardse mens staat voor de hemelse mens; besloten genootschappen en geheime broederschappen zijn verwijzingen naar de heilige en weinig bekende broederschap, zoals een ceremoniële intrede in de eerstgenoemde de grote inwijdingen in laatstgenoemde nabootst;

de bedriegers en charlatans van het occultisme verwijzen stilzwijgend naar het bestaan van de witte magiër, en zo kunnen we dit principe in alle afdelingen en terreinen van de natuur aantreffen, in een eindeloze reeks van opeenvolging, tot we onszelf overstelpt en verbijsterd voelen door de peilloze diepte, de onbeklimbare hoogte en de prachtige uitgestrektheid die ons van alle kanten omringt.

 

B.P.Wadia


1 H.P. Blavatsky, De Geheime Leer, II, Eng. p. 34.

2 Idem, I, Eng. p. 295-296

3 Zie het vorige deel van Wadia’s Studies in de Geheime Leer: ‘Kennis – Absoluut en Relatief’, in THEOSOFIE, 2008, nr. 2, p. 68.uitgave GLT of/en www.theosofie.be [n.v.d.r.]

4 Idem, I, Eng. p. 27.

5 Idem.

6 Idem, I, Eng. p. 31.

7 Idem, Eng. p. 108.

8 Zie opnieuw het vorige deel in Wadia’s Studies in de Geheime Leer: ‘Kennis – Absoluut en Relatief’, of THEOSOFIE, 2008, nr. 2, p. 72 uitgave GLT of/en www.theosofie.be [n.v.d.r.].

9 H.P.B. in Lucifer, juli 1892.

10 Idem, I, Eng. p. 282.

11 Idem, I, Eng. p. 282vn

12 Idem, I, Eng. p. 221vn.

13 Idem, II, Eng. p. 672-673

14 Idem, I, Eng. p. 200

15 Op die pagina wordt het ‘denkvermogen van de Godheid’ namelijk kosmische verbeelding (ideatie) en het universele denkvermogen genoemd. [n.v.d.r.]

16 De wereld van noumena. [n.v.d.r.]

17 Idem, I, Eng. p. 200 vn.

18 Idem, I, Eng. p. 380