Een Esoterisch Kerstverhaal
(symboliek)
Werd Christus duizendmaal in Bethlehem geboren,
en niet in u, helaas, gij zijt dan toch verloren.
Het kruis op Golgotha verlost u van geen kwaad,
zo in uw eigen hart het niet geheven staat
Angelus Silesius
Kerstmis is voor velen het belangrijkste feest van het jaar. Het is de dag waarop Christenen de vermeende geboorte van Jezus Christus vieren. Theosofisch gezien staat Kerstmis echter niet voor de komst van een uiterlijke verlosser, die mogelijk 2000 jaar geleden heeft geleefd, maar voor de geboorte van een innerlijke heiland, een Zoon Gods in de mens. Het verhaal van Jezus’ geboorte moet dan ook niet worden beschouwd als een historisch verslag, maar als een symbolische beschrijving van een transformatieproces dat in de mens zelf plaatsvindt. De blijde boodschap van het Nieuwe Testament is vooral te begrijpen als de weergave van een inwijdingsweg. Alle belangrijke gebeurtenissen die in de evangeliën worden geschetst, zoals de jeugd van Jezus en zijn doop in de Jordaan, de verzoekingen in de woestijn, de beproeving in de hof van Gethsemane, de kruisiging en natuurlijk de opstanding, zijn gesluierde aanduidingen voor cruciale fasen op het esoterische pad. Wanneer we nu het kerstverhaal als ons verhaal beschouwen, dan is het niet zo moeilijk te begrijpen dat de geboorte van Jezus symbool staat voor de geboorte van een nieuwe bezieling, een nieuwe bewustzijnsstaat, die traditioneel wordt omschreven als de staat van leerlingschap of chelaschap. In de woorden van Jacob Boehme (1575-1624):
“Want Jezus Christus moet in de mens geboren worden, indien u God wilt leren kennen. Anders bent u in de donkere stal, en blijft u zoeken en tasten. U wilt uw gemoed boven de sterren stuwen en aldaar God zoeken, waarheen de sofisten, die God ver van hier in een hemel schilderen, u wenden. In uw donker hart echter is God, maar in een ander beginsel. Klop aan, dan wordt u opengedaan. Dan staat u voor de kribbe, waar Jezus geboren werd. Neig u dan tot het kindeke en offer Hem uw hart.”
Maar waarom heeft de mens die het pad wil gaan een nieuwe bezieling, een nieuw ‘ik’ nodig? Waarom dient in ons wezen eerst Jezus te worden geboren alvorens de Christus zich kan openbaren? Het antwoord is eenvoudig: Omdat wat ‘mij’ doorgaans bezielt of beweegt niet mijn authentieke ziel is, maar een illusoir ik. Dat persoonlijke ik is niet de oorspronkelijke menselijke Ziel, het kind van de onsterfelijke Geest, maar een identiteit die zijn bestaan ontleent aan een vereenzelviging met de vergankelijke persoonlijkheid. Ons persoonlijk ego is datgene waarmee we ons normaliter identificeren, zoals onze ervaringen uit het verleden of onze verwachtingen over de toekomst. De mens heeft daarom een ander ik nodig dat niet zozeer qua graad, maar vooral qua aard verschilt van het persoonlijk ego. Dus niet een verbeterde versie van wie we al zijn, of graag zouden willen zijn, maar de geboorte van een nieuw type bewustzijn dat niets te maken heeft met ons gewone denken, voelen en willen. We kunnen dit alles duidelijk terugvinden in de symboliek van het kerstverhaal. Zo vertegenwoordigt de maagd Maria het gezuiverde hartsverlangen, de gereinigde stoffelijke natuur die ontvankelijk is geworden voor de neerdaling van de Christusgeest. Beschermd door Jozef, het vernieuwde denken, gaat de hoogzwangere Maria naar Bethlehem. In de donkere stille stal van ons wezen wordt Jezus geboren, want in de drukke herberg van ons lager zelf is geen ‘ruimte’ voor de geboorte van een goddelijk kind. In die stal treffen we een os en een ezel aan die de dierlijke hartstochten en het koppige denken verzinnebeelden, maar getemd en op de achtergrond van ons bestaan. Boven de stal straalt een vijfpuntige ster, de belofte van de nieuwe mens, de komst van het vernieuwde manas. Maar we lezen ook hoe koning Herodes tracht dit pasgeboren leven te doden. Dit symboliseert de tirannie van onze ik-gerichtheid die vat probeert te krijgen op het nieuwe zielenbeginsel. Jozef en Maria moeten zich met de kleine Jezus noodgedwongen terugtrekken in Egypte, hier het symbool voor een mysterieschool, zodat in die veilige omgeving de nog jonge Ziel een krachtige en volwassen leerling kan geworden.
De geboorte van Jezus vertegenwoordigt het begin van Zielengroei. Alle betrouwbare esoterische geschriften richten zich daarom tot de menselijke ziel en niet tot het illusoire ego. De weg begint en eindigt buiten het persoonlijke zelf. We dienen onze menselijke Ziel te ontwikkelen, niet onze persoonlijkheid - die moet juist minder worden. Of omgekeerd: We dienen ons persoonlijk ego te offeren, niet onze menselijkheid - die moet juist toenemen. Hoe vaak gebeurt het niet dat we de zaken omdraaien en onze menselijkheid slachtofferen in naam van onze persoonlijkheid, ook wanneer we proberen meer spiritueel te worden. Want stel dat je nog nooit hebt gehoord dat er een ander bewustzijn mogelijk is dan dat van de persoonlijkheid, dat je helemaal niet weet dat er in jou ook nog een geïncarneerde Ziel is die niet het product is van je lichaam, je verstand of je conditioneringen. Dan blijf je aan ‘de persoonlijkheid’ werken in de hoop dat deze ooit volmaakt zal worden. De prijs die je daarvoor betaalt is dat je ondergeschikt raakt aan de wetten van de biologische natuur waaraan de persoonlijkheid nu eenmaal gebonden is: je bindt jezelf aan datgene wat je nu net wil overstijgen en transformeren. Het kerstverhaal brengt ons daarom in herinnering dat we de oorspronkelijke kindstaat moeten herwinnen. In de mysterietaal van de evangeliën:
“Voorwaar zeg Ik u, indien gij u niet bekeert [omkeert, zou een betere vertaling zijn] en wordt gelijk de kinderen, zo zult gij in het koninkrijk der hemelen niet ingaan.”
De wedergeboorte van de menselijke Ziel vertegenwoordigt een soort tussenstadium, halverwege het persoonlijk ego en de bovenpersoonlijke Geest. De geboorte van het ‘kindeke’ Jezus mag dan ook niet worden verward met de veel latere geboorte van de Christus die plaatsvindt bij de doop in de Jordaan. Er is dus eerst de geboorte (en groei) van de Ziel of de leerling, en pas daarna de geboorte van de Geest of de Meester. In oude Griekse mysteriegeschriften werd dit onderscheid aangeduid met twee termen die sterk op elkaar lijken, maar die nochtans een andere betekenis hebben. Zo werd de leerling een Chrêstos genoemd, een term die al in de vijfde eeuw vóór Christus opduikt. Chrêstos is afgeleid van het Griekse werkwoord chraomai en betekent zoveel als een god raadplegen. Vandaar dat de term in de mysteriescholen werd toegepast op elke discipel erkend door een Meester. Pas als de leerling na veel beproevingen was geslaagd, werd hij een Christos genoemd, wat letterlijk gezalfd betekent. De eerste geboorte is die van de chrêstos, de Zielengeboorte; de tweede geboorte is die van de christos, de Geestesgeboorte, die volgt op de overwinning van de Ziel op alle tegenstand:
“Men moet sterven in Chrêstos, d.w.z. zijn persoonlijkheid en hartstochten doden om iedere gedachte aan afgescheidenheid van zijn ‘Vader’, de Goddelijke Geest in de mens, uit te wissen; één te worden met het eeuwige en absolute Leven en Licht (SAT), voordat men de verheerlijkte staat van Christos, de geregenereerde mens, de mens in geestelijke vrijheid, kan bereiken.”